Voorstraat-Noord


Het gaat niet goed met de Voorstraat-Noord. Dit gebied, samen met de Riedijk ooit fameus vanwege hoeren en horeca, moet zich, naar de visie van de gemeente, gaan ontwikkelen tot een soort kunstzone… zeg maar, een bric-á-brac-buurtje’, maar leidt de laatste jaren helaas een wat zieltogend bestaan. De gemeente heeft al enige tijd geleden besloten een straatmanager voor de Voorstraat-Noord in te huren. Toegegeven, de goede man broedt op snode plannen en doet ongetwijfeld zijn uiterste best om de buurt weer wat nieuwe impulsen te geven, maar vooralsnog werpt dat allemaal nog maar weinig vruchten af.

V-noord2

Ik zit er eerlijk gezegd een beetje mee. Ik heb veel sympathie voor dit deel van de Dordtse binnenstad, waarin zich een aantal aardige antiquariaten en galerietjes bevinden, die helaas maar mondjesmaat open zijn. Dat kun je de winkeliers overigens niet kwalijk nemen hoor. Er zit nu eenmaal geen ‘loop’ in de beide (in elkaars verlengde liggende) straten en het heeft voor de winkeliers ter plaatse (er zitten ook hobby-winkeliers tussen) dus weinig nut om zes dagen per week acht uur lang geopend te zijn. Je kunt het ook omdraaien: waarom zou je gaan winkelen in straatjes waar het gros van de winkels vaak dicht is? Kortom… een gezellige ‘funshop-buurt’ met veel potentie bevindt zich in een negatieve spiraal.

Maar wat kun je doen om een straat op sterven te reanimeren? Moet je zoiets overlaten aan de vrije ondernemingsgewijze economie of moet je, als gemeente méér gaan sturen? Om te weten wat je moet doen, moet je natuurlijk eerst weten hoe het allemaal zo gekomen is. Zeker weten doe ik het ook niet, maar ik denk dat een stad, net als de ongerepte natuur nu eenmaal te kampen heeft met een wankel evenwicht. Als je te intensief op konijnen jaagt, neemt de vossenpopulatie af. Vertaald naar de binnenstad: als je bepaalde stadsdelen ontwikkelt (Achterom, Statenplein, Sarisgang) dan raken andere buurtjes achterop. Dit is momenteel niet alleen gaande met de Riedijk en de Voorstraat-Noord, maar ook met de Vriesestraat, de Spuiweg, de Spuistraat en de Voorstraat-West. Op zaterdagen kun je, met name op het Statenplein, over de hoofden lopen, terwijl er in genoemde straten een serene rust heerst.

Er zit ook nog eens geen enkele balans in winkelstad Dordrecht. Variatie in aanbod is ver te zoeken. Het barst hier van de (veelal op jongeren gerichte) kledingwinkels en kapsalons, om nog maar te zwijgen van telecomzaken en uitzendbureau’s.

Riedijk

Het is hier te veel van hetzelfde, hoor ik vaak als kritiek van dagjesmensen. Nu wil ik geen ouwe pollers uit de sloot halen, maar ik denk dat de combinatie met het wankele parkeerbeleid en de geografisch wat moeilijke opbouw van de binnenstad (zeg maar een halve maan aan het water) de zaak (of beter gezegd, de zaken) geen goed doet. Dan zijn er ook nog de hoge huren die de winkeliers (óók in de niet als winkelzone A aangemerkte stadsdelen) moeten ophoesten, liggen een Rotterdam en een Breda ‘om de hoek’ en is er de nog altijd relatieve onbekendheid van Hollands oudste stad, die nog altijd worstelt met zijn publieke imago. Ik wil niemand de put inschrijven hoor, maar soms denk ik wel eens: ‘Ga d’r maar aan staan als bestuurder’.

Ik geloof echt dat de gemeente er veel aan doet om uit die negatieve spiraal te komen, maar wat mij betreft mag het allemaal wel wat sneller en rücksichtslozer. En het hoeft echt niet allemaal ‘high-brow’ te zijn. Antiekzaakjes, boekwinkeltjes en prachtig gerestaureerde pandjes met mooie kunst er in… het is allemaal fantastisch. Maar om de Voorstraat-Noord maar eens als voorbeeld te noemen: een ordinaire bakker of slager, een kleine supermarkt, een visboer, een ijssalon, en veel ambachtelijke winketjes tussen de kunst, geven zo’n straat een betere balans. Zo’n straat haalt adem, zo’n straat bruist en leeft. Laat Voorstraat-Noord en Riedijk niet stikken.

Plaats een reactie