
Het is zaterdagnacht, rond half een. Na een feest loop ik vanuit de Grotekerksbuurt richting huis. De wandeling voert langs het Stadshuisplein, richting Voorstraat. Dan oversteken bij de Visbrug, vervolgens rechtsaf de Vriesestraat in en ‘naar beneden’, want zoals de échte Dordtenaren weten, de Voorstraat is een dijk. De wandeling is aangenaam… er hangt lente in de lucht en zelfs op dit tijdstip zijn er behoorlijk wat prettig gestemde mensen op straat. Volle maan, een verliefd stel (kussend), een zingende ouwe dronkenlap (zigzaggend), een ouder echtpaar met hond, een groep giechelende jonge meiden en muziek op straat als een kroegdeur zich opent. Beelden en geluiden van een stad die soms, óók ’s nachts, zo nu en dan bruist. Het is zo’n avond dat je eigenlijk niet naar binnen wilt.
Een telefoontje op zondagmorgen plaatst mijn wandeling in een ander perspectief. Ik moet het nét voor geweest zijn, of het moet juist kort daarna gebeurd zijn, maar zo rond het tijdstip dat ik naar huis liep speelden zich in mijn stad één geval van keihard zinloos geweld (jongen op het Stadhuisplein zomaar in elkaar geslagen, oog beschadigd, tand kwijt) en twee gewelddadige pogingen tot beroving op de Vriesestraat af. Het was precies op mijn route, maar ik heb niks gezien.
Mijn ‘loopje’ mag dan vreedzaam verlopen zijn, het zit me behoorlijk dwars. Had ik het wel willen weten? Had dit mij kunnen overkomen? Ik ben niet bang in de nachtelijke binnenstad, nooit geweest. Misschien komt het omdat ik mijn postuur mee heb en ook geen angst uitstraal. Ik heb in al die jaren nooit, om redenen van veiligheid, ‘omgelopen’. Altijd ging ik direct van A naar B zonder over welk gevaar dan ook na te denken. Nog nimmer is mij, sinds ik in de binnenstad woon, iets ernstigs overkomen. En nu vraag ik mij af: was dat dan allemaal pure mazzel? Hoe link is mijn stad in het donker? Was deze zaterdagnacht een uitzonderlijke nacht of is hier sprake van een neerwaartse spiraal? Nee, ik wil geen angst zaaien, maar ik vrees toch het laatste en dát knaagt aan me.