
Of het gaat lukken? Nee, nooit helemaal, zo vrees ik. Of je het dan tóch moet blijven proberen? Ja, natuurlijk. Waar ik het over heb? Over de aanpak van de zogeheten ‘probleemwijken’ in deze stad. Of moet ik zeggen: prachtwijken, krachtwijken, kansenwijken, Vogelaarwijken of eh… achterstandswijken. Want ja, in de afgelopen decennia hebben Crabbehof, Wielwijk, Krispijn – en op enige moment óók de Vogelbuurt – al heel wat ‘eretiteltjes’ meegekregen in achtereenvolgende kabinetten die, al sinds ik me kan herinneren, voortdurend (en los ook van de politieke kleurstelling) best goede intenties hadden met betrekking tot de ‘inhaalslagen’ die sommige wijken bij voortduring moeten maken om niet af te glijden naar het niveau onleefbaar. En nu gaat de overheid (met miljoeneninvesteringen) opnieuw een poging wagen om achterstandswijken weer enigszins ‘op de rails’ te krijgen. Intussen kunnen we natuurlijk een potje gaan jij-bakken over wiens schuld het nou is dat sommige wijken zienderogen achteruit hollen, maar volgens mij is de materie daar véél te complex voor. Want ga er maar aan staan: arbeidsmigranten die uitgebuit worden door huisjesmelkers, wijkbewoners (nee, niet per definitie die arbeidsmigranten) die het niet zo nauw nemen met het ‘vuilnisprotocol’, jongeren met weinig toekomstperspectieven die zich makkelijk laten verleiden tot het verrichten van criminele hand- en spandiensten, kinderen die verwaarloosd worden en zonder ontbijt op school arriveren, om nog maar te zwijgen van zaken als overgewicht, huiselijk geweld, taalachterstand en gebitsverwaarlozing. Dat klinkt allemaal behoorlijk hopeloos, maar tóch… in al die jaren dat ik voor deze krant werk heb ik in genoemde wijken ook héél veel positieve ontwikkelingen gadegeslagen en ‘beschreven.’ En dus juich ik elke investering aldaar zonder enig cynisme van harte toe. Ik ken immers ook de leuke, de mooie, de lieve en de trotse kanten van Wielwijk, Crabbehof en Krispijn.