
‘Help, ik zoek een parkeerplek.’ Als er in de toekomst een boek zou verschijnen over het eerste kwart van de eenentwintigste eeuw in Dordt, dan zou dat (naast ‘Help, ik zoek een huis!’) zomaar wel eens de titel kunnen zijn. Op dit specifieke thema – parkeren dus – bevinden we ons momenteel in een niet te ontkennen en ook niet terug te draaien overgangsfase. Zonder elkaar nou in de haren te vliegen, laten we het in ieder geval over één ding eens zijn, namelijk dat het nooit meer hetzelfde wordt en ook nooit meer hetzelfde kán worden als vroeger. We beschikken vandaag de dag met z’n allen immers over zóveel meer auto’s dan, pakweg veertig jaar geleden en de zaterdagse en zondagse toestroom van funshoppers is enorm toegenomen, terwijl de toegangswegen naar de binnenstad eigenlijk nooit wezenlijk zijn veranderd. Nou ja, met uitzondering dan van de Spuiboulevard die in de jaren zeventig van de vorige eeuw werd aangelegd… van oorsprong trouwens met de bedoeling deze rücksichtslos door te trekken richting A15.
Maar zelfs de Spuiboulevard is inmiddels al lang niet meer toereikend om – op drukke winkeldagen – de toestroom van verkeer richting stadshart te kunnen verwerken. Vanaf volgend jaar trouwens zal ‘ie ook nog eens gehalveerd zijn en dus niet meer functioneren als toegangsroute (voor autoverkeer) naar de binnenstad. Daarbij komt dat ook de visie op binnensteden inmiddels al lang niet meer hetzelfde is als in vroeger jaren. De meeste gemeentebesturen in dit land (en óók in héél veel andere West-Europese steden) hebben al lang en breed ontdekt dat autoluw een binnenstad leefbaarder, aantrekkelijker en ook welvarender maakt.
Blijft de vraag: waar kunnen we straks nou nog parkeren? Dat kan, zo leerde ik gisteren, juist in een stad als Dordrecht, héél goed onder de waterspiegel. En eh… ook goed nieuws… dat hoeft niet eens duur te zijn. In mijn volgende column ga ik hier uitgebreid op in.