
In de vijftien jaar dat ik u op dagelijkse basis van een ‘kroniekje’ mag voorzien, ging het helaas vaak over het feit dat té veel inwoners van deze stad er niet bepaald warmpjes bij zitten. Ook in het afgelopen jaar schreef ik dikwijls over armoede en de daaraan direct te linken problemen op dit eiland. De simpele feiten schetsen een droevig beeld: in Dordrecht leven ruim vier-en-een-half-duizend huishoudens op of onder het sociale minimum, de gemiddelde schuldenlast van Dordtenaren is hier relatief hoog, het aantal ‘zorgmijders’ neemt in deze stad nog altijd toe, Dordtse deurwaarders hebben het drukker dan ooit en de voedselbank draait in Dordt overuren. Ook telt deze stad, ten opzichte van de meeste andere Nederlandse gemeentes nog altijd (té) veel arbeidsongeschikten, laaggeletterden en mensen die ongezond zijn omdat ze nooit sporten en overwegend junk food eten.
Verder is de kloof tussen arm en rijk op dit eiland zo’n beetje met het jaar breder en dieper geworden. Dat blijkt uit het feit dat meer dan de helft van Dordtenaren met een smalle beurs vandaag de dag eigenlijk niet of nauwelijks nog contact heeft met meer welvarende stadsgenoten.
En nu het punt dat ik wil maken: natuurlijk maak ik me zorgen over het dalende welvaartsniveau van steeds meer plaatsgenoten. Echter voor armoede, zo vind ik, hoeft geen Dordtenaar zich te schamen. Wat ik wél beschamend vind is die kennelijk groeiende ‘sociale’ afstand tussen de ‘haves’ en de ‘not haves’ op dit eiland. Ik bedoel: dat Dordt geen Wassenaar is wisten we al… sterker nog, die conclusie is ongetwijfeld de moeder van alle clichés. De kracht echter van heuse Schapekoppen, zo heb ik hier altijd ervaren, is dat ze niet langs elkaar heen, maar – wars van status, afkomst en inkomstenverschillen – juist mét elkaar leven.
Laat dát ons gemeenschappelijk voornemen voor 2025 zijn dat we in Dordt, ondanks welke kloof dan ook, naar elkaar blijven omzien. Als we zelfs dát niet meer kunnen… tja, dán zijn we pas écht armoedig.