
Vorige week al concludeerde ik dat het in Dordt anno 2024 vooral draaide om wonen… of beter gezegd om het gebrek aan eerlijke woonkansen voor álle inwoners. En ja, ik weet natuurlijk heus wel dat dit probleem niet louter en alleen een Dordts probleem is, maar juist op dit eiland liggen de zaken kennelijk nog nét een tikkie gecompliceerder dan elders in de Randstad. Waarom? Tja, daar schreef ik al diverse columns over; simpel samengevat komt het er op neer dat opeenvolgende gemeentebesturen hier al jaren achtereen een tikkie ál te vastberaden hebben ingezet (en nog altijd inzetten) op het ‘opkrikken’ van het gemiddeld inkomstenniveau alhier. Waarom? Tja, omdat Dordt nu eenmaal een stad is waar de inkomens nu eenmaal beduidend lager liggen dan in de rest van ‘Randstedelijk’ Nederland. Een stad immers waar de inwoners nét een paar eurootjes meer te besteden hebben heeft nu eenmaal minder moeite met het op peil houden van voorzieningen op het gebied van openbaar vervoer, gezondheidszorg en het aanbod van winkels, horeca en cultuur. Die gedachte klopt, alleen slaan we daar momenteel wellicht een tikkie té veel in door.
Mijn generatie kocht 30 jaar geleden, zonder nou echt héél hard te hoeven zoeken, een huis van rond de twee ton in guldens en de banken voldeden over het algemeen ruimhartig (soms zelfs té ruimhartig) aan die vraag. De generatie vóór de mijne had nóg meer mazzel; die zag haar inmiddels afbetaalde huizen – vaak voor minder dan een ton aangeschaft – de afgelopen halve eeuw zelfs in waarde verdrievoudigen.
Die mazzel hebben uw en mijn kinderen niet. Conclusie: begrijpelijk dat een gemeentebestuur ‘hengelt’ naar import-Dordtenaren met een wat dikkere beurs, maar tegelijkertijd moet de politiek ook naar de keerzijde van dat streven blijven kijken. Zorg dus – parallel daaraan – óók voor een meer betaalbaar aanbod in koop- en huurwoningen. Je kunt immers het een óók doen, zonder het ander te laten.