
In mijn laatste column van 2024 blik ik graag nog één keer terug. Toen ik, zestien jaar geleden alweer, door de Belgische bazen van deze krant, werd aangesteld als ‘stadskronieker’ kon ik niet voorzien dat mijn, tot aan dat moment nog min of meer anonieme leventje, hierdoor zó ingrijpend zou veranderen. Elke dag ‘met je kop in de krant’ verschafte mij namelijk een mal soort ‘status’… namelijk die van BD’er, ofwel Bekende Dordtenaar. Daar wil ik zéker niet over klagen. Ik bedoel: men ziet je tóch een beetje als ‘het smoel’ en dus ook aanspreekpunt van de krant… ja, ook op momenten dat je zelf even niet ‘aan’ staat.
Toegegeven… dát ik vandaag de dag, alleen al tijdens een simpel wandelingetje met Blafmans, gemiddeld altijd wel een keer of vijf door, soms vriendelijke, soms mopperende plaatsgenoten word aangesproken, vind ik best wel eens vervelend, maar ik beschouw dat uiteindelijk tóch als ‘part of the job.’
En trouwens… menigmaal leverde zo’n straatdialoogje – vaak eindigend met het welbekende zinnetje ‘Dáár moet je nou eens een stukkie over schrijven!’ – me, direct of indirect, uiteindelijk toch weer stof voor een vers pennenvruchtje op.
Een wel héél bizarre klacht die ik het afgelopen jaar ‘om de oortjes’ kreeg, wil ik u niet onthouden. Aanleiding was het feit dat er iemand van de toren van de Grote Kerk was gesprongen. De klager was boos… op mij: ,,Je filosofeerde in je column hierover op eventuele veiligheidmaatregelen, zoals het spannen van netten of het plaatsen van hekken, zoals op de Golden Gate Bridge in San Francisco en de Utrechtse Domtoren. Zelf woon ik vlakbij de Grote Kerk en nu zit ik straks misschien vanuit mijn woonkamer volcontinu tegen oerlelijke netten en hekken aan te kijken; nou… je wordt bedankt hoor.’’
Ik wens u allen, ja zélfs deze oliedomme zuurpruim, vanaf dit plekje in de krant een gezond en liefdevol nieuw jaar toe.