
Directies van DuPont hebben ons belazerd door minstens dertig jaar achtereen te zwijgen over de mate van PFOA-vervuiling die ze in het grondwater ‘dumpten.’. Dat onthulde Zembla, afgelopen donderdagavond en eigenlijk zou ik verbaasd moeten zijn over al die ó zo pijnlijke vaststellingen in dat programma, maar héél gek… dat ben ik niet. Het is in feite namelijk niets meer dan een (nu aantoonbare) bevestiging van wat we in feite allemaal al min of meer vermoedden, maar nooit letterlijk – op papier dus – konden aantonen. Wat ik vooral ben is heel boos… boos vooral op al die voorlichtertjes en directeurtjes die mij en mijn collega’s tientallen jaren achtereen bewust een rad voor ogen draaiden terwijl er intussen mensen doodziek werden. Bij elke kritische vraag die we, ja zelfs medio jaren tachtig al, aan welke DuPont-medewerker dan ook voorlegden, kregen we het standaard antwoord (ook nog eens vaak op arrogante toon uitgesproken): ,,Wij werken veilig of wij werken niet.’’ Dáár moest je het dan maar mee doen.
Ruim tien jaar geleden schreef ik, vanaf deze plek, het volgende: ‘Zorgvuldig opgeleide woordvoerders zijn hier bezig om rookgordijnen op te trekken. Waarom? Om tijd te rekken… noem het schademanagement, noem het ‘claimprotectie,’ want bij DuPont weten ze al jaren donders goed dat uw Teflonpannetje, naast die rode stip in het midden, ook een levensgevaarlijk rouwrandje bevat. Dat rouwrandje heet perfluoroctaanzuur (PFOA) en dat kankerverwekkende goedje is bij dat bedrijf, tientallen jaren achtereen, in grote hoeveelheden gebruikt om dat zo handige anti-aanbak-laagje op uw pannetje aan te brengen. Aan dat product heeft DuPont in de afgelopen decennia héél veel geld verdiend en dus wordt zo’n hinderlijk ‘bijproduct,’ als vervuiling van grond en water door uitstootdeeltjes (een gevolg van het maakproces) het liefst onder het vloerkleed geschoven.’
Dat er intussen mensen ziek werden en stierven is kennelijk allemaal ‘collateral damage’ in het licht van die heilige dollar. Bah, bah en nog eens bah.