
Een week geleden schreef ik over het zestig jarig bestaan van Dordts grootste buitenwijk Sterrenburg. Ik ben daar opgegroeid en had er een fijne jeugd want het was hier groen en ‘weids’ en dat kon je van Hoogvliet (waar we vandaan kwamen) nou niet bepaald zeggen. Naar aanleiding van dat Sterrenburgjubileum sprak mijn krant, eerder deze week, met Hendrik Jan Groenweg, voorzitter van de architectuurstichting De Stad. Hij had het in dat interview ondermeer over die grote flats rondom de Kapteynweg, die je nog altijd (aan de linkerkant) als eerste ziet wanneer je Sterrenburg I over de Galileïlaan binnenrijdt. ,,Die verdienen niet bepaald de schoonheidsprijs’’, zo stelt hij. ,,Het zijn rechte dozen met saaie galerijen die symbool staan voor de woningnood uit de jaren ‘60, toen er veel huizen in hoog tempo gebouwd moesten worden.’’ En daar heeft Groenweg gelijk in, al moet ik daar wél bij vermelden dat ik ze, toen ik als kind in Sterrenburg ‘belandde’, nooit als lelijk ervaren heb. Logisch ook, want ik was elf en bekeek dit soort hoogbouw destijds natuurlijk nog niet vanuit esthetisch oogpunt. Het waren gewoon flats en die was ik, als ‘Hoogvlietse’ Rotterdammer, natuurlijk wel gewend. De woningen aldaar waren trouwens ruim van binnen en het uitzicht was er – zéker voor een kind dat opgroeide met zicht op de pijpen van Pernis – behoorlijk spectaculair.
Deze flats, alsmede de (witte) flats die later in Sterrenburg II zouden verrijzen, waren dan misschien geen architectonische hoogstandjes… ze waren (en zijn) wél comfortabel en destijds ‘bereikbaar’ in huurprijs.
Het is juist dit type ‘aanbod’ dat Dordt vandaag de dag zo broodnodig heeft; praktische en betaalbare flatwoningen voor mensen die ‘een beginnetje’ willen maken of willen doorstromen wegens (naderende) gezinsuitbreiding.
Recht-toe-recht-aan-hoogbouw dus… ‘op z’n Sterrenburgs’, zonder franje.; dááraan heeft deze stad momenteel méér behoefte dan aan nóg meer appartementen in het hogere segment.
Mooi is voor later… nu eerst woonruimte creëren.