
Een vroege ochtendwandeling met Blafmans en wederom heb ik geen inspraak in de routekeuze. Het is zijn stad. Ik loop slechts mee.
In een hoekje achter een parkeergarage ligt een jonge man, knus genesteld in een legergroene slaapzak tussen uitpuilende plastic boodschappentassen.
Blafmans, altijd nieuwsgierig, maar nu toch ook een tikkie voorzichtig, gaat zitten en bekijkt de man aandachtig. Dan opent de ‘buitenslaper’ zijn ogen en constateert vrijwel meteen dat Blafmans en ik geen bedreiging vormen. Vriendelijk glimlachend gaat hij rechtop zitten en zegt: ,,Mooie hond… lief koppie. Volgens mij is ’t een denkertje…’’
Zo’n opmerking had ik, zo vroeg in de ochtend, niet verwacht, maar ik doe tóch een poging tot antwoord. ,,Hij heeft in ieder geval een hele sterke eigen mening. Als ik zeg: kom je hier of niet dan komt ‘ie eh… meestal niet.’’
De zwerver grinnikt. ,,Een vrije denker dus. Net als ik.’’
Blafmans begint de uitgestalde plastic tassen nu schaamteloos te besnuffelen. ,,Ik weet wel wat ‘ie ruikt,’’ zegt de man, die in een tas graait en daaruit vervolgens een saucijzenbroodje tevoorschijn haalt. Hij breekt het in tweeën en geeft de helft aan Blafmans, die nu definitief besloten heeft dat deze dakloze zijn nieuwe ‘best friend for ever’ is.
Ik wil doorlopen en trek Blafmans zachtjes naar me toe. Dan zegt de man. ,,Ach… kun je hem niet even bij mij laten? Kom je ‘m straks toch gewoon weer ophalen?’’
Dat durf ik niet aan, maar ik zeg: ,,Weet je wat? We blijven wel even wat hangen.’’
En dus nestelt Blafmans zich naast zijn nieuwe filosoferende vriend, terwijl ik luister naar verhalen over een wereld waar thuis een relatieve term is en waar geluk soms in een gedeeld saucijzenbroodje zit.
Als we een kwartiertje later vertrekken kijkt Blafmans nog één keer om.
‘Je hebt een wijze hond,’ roept de man ons na.
Ik lach en antwoord: hij heeft in ieder geval mensenkennis.