
Het was te warm om te slapen. Mijn kussen en laken hadden zich ontpopt tot vijand, en ik werd chagrijnig van mijn eigen gewoel. En dus deed ik wat elke verstandige Dordtenaar om half drie ‘s nachts níet doet: ik besloot te gaan wandelen. Blafmans, die mijn gedachten leest, stond al klaar bij de voordeur.
Dordrecht blonk in het helderblauwe maanlicht als een stad die nét gedoucht had. Alles glom een beetje en rook naar rivierwater en warme baksteen. De nacht klonk alsof de wind haar schoenen had uitgetrokken. Het was vredig stil.
Tot ik, halverwege de Pottenkade, werd aangesproken door een man op een bankje. Hij zat erbij alsof de stad zijn woonkamer was. ,,Mi casa, su casa’’ zei hij en met een theatraal gebaar nodigde hij me uit om naast hem te komen zitten.
,,Welkom in mijn restaurant zonder dak,” zei hij vrolijk, terwijl hij me een denkbeeldige menukaart (lees: een lege pizzadoosdeksel) overhandigde. ,,We hebben vanavond leuke aanbiedingen; sterrenlicht met een vleugje muggengezoem én… mocht u daar behoefte aan hebben, een prettige dialoog over het aardse bestaan. Hij stelde zich voor als Freddy. Zonder achternaam. ,,En oh ja… voordat u het vraagt, nee, ik ben niet dakloos. Ik ben eh… panorama-flexibel.”
We kletsten over het leven dat, in Freddy’s optiek, pas zinvol wordt wanneer je de zinloosheid ervan durft te onderkennen. Ik moest daar over nadenken en ben daar eerlijk gezegd nog altijd mee bezig. Verder vroeg hij me niks… alleen mijn naam en die van mijn viervoeter. En oh ja… of ik ooit gedanst had als niemand keek, midden op de Pottenkade, om kwart voor drie.
Toen ik weer verder liep, was de lucht nog even warm, maar mijn gemoed koeler. En zo kroop ik grijnzend weer onder de klamme lappen. Want… Dordrecht, jij schenkt me niet alleen geschiedenis en gevels, maar ook zwervende nachtfilosofen. Die maken zelfs een slapeloze nacht tot een cadeau.