
In Kopenhagen zwemmen ze gewoon in de haven. Niet illegaal, niet stiekem, maar georganiseerd en veilig… in een Havnebad.
Een Havnebad (lees: Havenbad) is in feite een drijvend zwembad; een grote rechthoekige bak in het water, waarvan de wanden zijn uitgerust met filters. Het rivier- of zeewater stroomt er gewoon doorheen, maar wordt gezuiverd voordat je erin plonst. En, minstens zo belangrijk, die wanden zorgen ervoor dat zwemmers niet kunnen worden meegesleurd door stroming of geraakt worden door een losgeslagen bootje of waterscooter.
Het concept is inmiddels een Deens exportproduct. De Deense hoofdstad telt er inmiddels vier en ook Odense, Faaborg en Hasle hebben inmiddels hun eigen varianten. Buiten Denemarken kijken steden als Amsterdam, Hamburg en Toronto met groeiende interesse naar dit model van stedelijke waterrecreatie. En da’s begrijpelijk, want het concept is – ja, óók voor een stad als Dordrecht – financieel makkelijk haalbaar. Een gemiddeld havenbad kost tussen de 1,5 en 2 miljoen euro om te bouwen, afhankelijk van ontwerp en locatie. In Denemarken worden ze vaak gefinancierd via een mix van gemeentelijke middelen en bijdragen van lokale bedrijven. De exploitatiekosten zijn relatief laag, zeker vergeleken met een traditioneel zwembad. Het publieke draagvlak is groot, want de meeste havnebade zijn gratis toegankelijk.
En dan kijk ik naar Dordt. Ja, we krijgen nu eindelijk een stadsstrandje. Gras in plaats van zand, want zand is blijkbaar te radicaal. Gelegen tussen een parkeergarage en een bioscoop, op een plek waar je bij het duiken eerst moet uitkijken voor een aanvarende sloep én een verdwaalde SUV. Gezellig.
Maar stel je eens voor: een Havnebad naast de Amaliabrug, nabij het Wantijpark. Daar heb je geen omwonenden, dus ook geen klachten over geluidsoverlast van spetterende jeugd. Het is een plek waar je kunt zwemmen zonder angst voor stroming en waar je kunt zonnen zonder uitlaatgassen. Wat mij betreft dus liever géén halfbakken grasveldje tussen beton, maar een heus Havnebad naar Deens model.