Ik zit niet vaak in het Amsterdamse Concertgebouw en ook Carré is me te ver rijden. Nee, Kunstmin na de verbouwing, wordt vast weer, zoals voorheen, mijn lievelingsplek voor muziek en theater en in afwachting daarvan geniet ik van Diederik van Vleuten, Erik van Muiswinkel, Philippe Geubels en Wim Helzen vanaf een stoeltje in de Papendrechtse ‘Willem’. Voor bioscoopgenot zal ik ongetwijfeld nog herhaaldelijk richting Rotterdam afreizen, maar ik zal toch blij zijn als dat filmhuis om de hoek straks klaar is. Niet dat ik met tegenzin naar Rotkjeknor tuf hoor… mijn favoriete cluppie speelt er en ik beschouw die stad aan de Maas nog altijd als de leukste buitenwijk van Dordrecht.
Mijn ‘persoonlijke mobiliteit’ is de laatste jaren verwaarloosbaar te noemen, of op z’n Dordts gezegd: ik kom bekant het eiland nie meer af. Ik woon, werk en recreëer hier met veel genoegen en ik ben best tevreden met wat ‘good old Dordt’ mij zoal te bieden heeft. Domweg gelukkig dus met Zest én Bram Ladage, met m’n bruine kroegie en met terrasjes met uitzicht op de rivier of die betreurde broers. En ik zie heus wel de gaten in de winkelstraten, maar ben al lang blij dat mijn vaste adresje voor spijkerbroeken nog altijd bestaat. Mijn dosis natuur ontvang ik, samen met Blafmans, meermalen per week in De Elzen en de sportschool in mijn straat is dan misschien niet zo trendy als die dingen in de foldertjes, maar ik voel me er op mijn gemak en de loopband is er minstens zo onverbiddelijk.
En dus kan ik me wel vinden in die modale 20-ste plaats die mijn stad inneemt in de Atlas voor gemeenten, waarin jaarlijks op een rijtje wordt gezet in welke van de 50 grootste steden in Nederland het ’t prettigst wonen is. Uit een toelichting op die lijst blijkt dat het ook steeds leuker wordt om Dordtenaar te zijn, al schijnt nog lang niet iedereen daarvan doordrongen te zijn. Ik ben dat wel dus. De geruchten als zou dat direct verband houden met het feit dat ik vlak bij Rutte woon, zijn schromelijk overdreven.

Bravo ofzo…gewoon eens dus