
Humph is boos. Nee, niet op iemand in het bijzonder maar gewoon op de wereld. Wie in zijn blikveld komt wordt zingend uitgescholden, alleen maakt dat weinig indruk omdat hij nogal klein en wegens een gebrek aan tanden ook nauwelijks verstaanbaar is. Daarbij komt dat hij na zijn scheldkanonnades altijd direct weer haastig weg fietst, waardoor je niet eens de tijd krijgt om je serieus bedreigd te voelen. Ik ken de verslaafde kruimeldief al zo lang ik in de binnenstad woon en weet dat hij morgen weer de goedheid zelve is. Vandaag echter moet ook ik het ontgelden: ,,Hey asshole, blijf eens braaf, wees een slaaf en doe je mondkapje op’’, zingt hij me toe. Ik doe alsof of ik hem niet gehoord heb en wil doorlopen, maar dáár kom ik niet mee weg, want Humph fietst vastberaden op me af. ,,Hey bro… sorry hoor voor dat schelden daarnet, maar eh… je hebt vast wel wat kleingeld bij je toch? Kun je wat missen vandaag?’’
Ik overhandig hem de muntjes die al de hele week zo irritant tegen de sleutels in mijn jaszak aanrammelen en meteen vraag ik hem waarom hij vandaag zo chagrijnig is. De ouwe zwerver zucht diep en zegt. ,,Vannacht ben ik uit de opvang geschopt omdat ik te veel herrie maakte en zojuist kreeg ik ook nog een prent van de popo omdat ik met een biertje tegenover de Dirk stond. Kortom… kutdag.’’ Ik vraag hem waarom hij een bekeuring kreeg: ,,Die agenten geven je toch altijd de keuze… biertje leeggieten of dokken?’’ Humph kijkt me nu zwaar verontwaardigd aan:. ,,Ja, doei, ik had dat blikkie nét open. Da’s zonde toch? Zeg nou zelf!’’
Ik wil begripvol knikken, maar schiet in de lach om zóveel logica. Humph lacht mee. Even later zie ik hem, nu kennelijk met genoeg muntjes op zak, richting de Dirk fietsen voor een vers biertje. Zijn boze bui is hij alweer vergeten.