
Maar ik heb die broek inmiddels al tien keer binnenstebuiten gedraaid, ik heb er familieleden, ja zelfs speurhonden bijgehaald, maar niks gevonden. Alle 386 merkjes en labels (óók van overhemd, sokken t-shirt en onderbroek) heb ik voor de zekerheid nog afgeknipt, maar ‘shock shock horror’, tóch weer piepalarm bij de drogist, waar ik nog maar eens een keer tekst en uitleg verschaf aan het winkelmeisje dat verhaal komt halen. Het bevalt me helemaal niet dat ze me, ook na het aanhoren van mijn inmiddels routineus klinkende noodkreet, wantrouwig blijft aankijken. ,,Ik ga nú naar buiten en ga dus ook wéér piepen’’, waarschuw ik nog maar eens bij het verlaten van de zaak. Piep piep piep piep. Zo langzaam mogelijk met onschuldige blik (,,Nee mensen, ik ben geen winkeldief’’) zet ik koers richting V&D om daar mijn beklag te doen. Ook daar gaat het piepalarm af, dus moet ik eerst weer tekst en uitleg verschaffen aan een iets te gretige beveiliger, alvorens ik bij de klantenservice het verhaal voor de derde keer die dag kan vertellen. Het dingetje wordt gevonden (per ongeluk achter een knoopje genaaid) en ik loop naar buiten in de wetenschap dat mijn exit nu geruisloos zal zijn.
Piep piep piep piep piep, roept het alarm. Twee meter verderop wordt een jongedame in de kraag gevat. Ik hoor mezelf lachen. Het klinkt best wel een beetje hysterisch.