
‘Oei, ik groei’, luidt de titel van een boek dat mijn vrouw en ik lang geleden kado kregen in de aanloop naar de geboorte van onze eersteling. Toen ik dat boek (over de groeiontwikkeling van kinderen) bij het op orde brengen van onze overvolle boekenkast, ineens weer onder kreeg dacht ik: eigenlijk zou iemand zoiets moeten schrijven over groeigemeentes… over steden als Dordt dus. Want ja, ‘we’ zijn tegenwoordig een groeigemeente; het afgelopen jaar kwam het inwonertal van deze stad (dat al vele jaren achtereen zo rond de 118.500 bleef bungelen) voor het eerst boven de 119.000 en ziet het er nu toch écht naar uit dat die groei zich doorzet. Niet schrikken, maar het zou zomaar kunnen dat hier over een jaartje of twintig, ruim 130.000 mensen wonen. De populatie in dit land neemt immers snel toe en dat manifesteert zich vooral in de Randstad. Groeien is daarnaast ook écht een ambitie van dit gemeentebestuur want een grotere stad is immers een stad met een steviger ‘fundament’ aan voorzieningen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer en winkelaanbod. Groei betekent echter ook dat er meer huizen moeten komen op een al nagenoeg volgebouwd eiland met een natuurlijke (door rivieren bepaalde) begrenzing. De oplossing is inbreiden. Wat dat is? Uitbreiden naar binnen eigenlijk, bijvoorbeeld door lege plekken in de bebouwde kom op te vullen en door bestaande kantoorpanden en bedrijfsgebouwen om te vormen tot woningen. Het gevaar ligt daarbij op de loer dat je als gemeente met ‘groeihaast’ de regie van die groei té veel neerlegt bij projectontwikkelaars met weinig oog voor ‘het smoel’ van de stad. Je kunt van Rotterdam vinden wat je wilt, maar de nieuwbouw is daar wél bewust op elkaar afgestemd. Die totaalvisie mis ik in Dordt, waar ik een onsamenhangende en soms zelfs liefdeloze ‘brique á braque’ van nieuwbouwprojecten zie ontstaan. Groei die gevaarlijk naar eh… ‘oei’ neigt, zeg maar.