
Het wil maar geen dag worden. Toen ik vanochtend opstond was het nog donker en dat is het nog steeds. Ik heb de neiging om nog wel eens wat te gaan sombermansen als ik vanuit mijn werkkamer té lang geen blauwe lucht zie, maar deze druilerige decemberdag krijgt me er niet onder. Dat komt omdat er maar liefst acht vrije dagen op me liggen te wachten en die ga ik grotendeels vullen met een poging tot intense ledigheid. Dat gáát me nou eens écht lukken, zo heb ik me voorgenomen, want het wordt geen klusweek, ik hoef nergens naar toe en – in tegenstelling tot andere jaren – worden beide Kerstdagen geheel en al door lokale ondernemers culinair ingevuld.
Deze column voelt aan als een jaarafsluiting, maar dan wél eentje van een uitermate vreemd jaar. Ik bedoel… ik schreef in 2020 maar liefst 322 columns en daarvan waren er 81 – één op de vier dus – corona-gerelateerd. Tóch hadden die columns veelal een vrolijke en optimistische ondertoon, want toen de pandemie dit land, ergens in maart, daadwerkelijk in haar greep nam, waren we met z’n allen nog vol goede moed. Goed, we gingen voor eventjes (zo dachten we) op slot, in een eh… intelligente lockdown en dat voelde zelfs nog even knus en prettig aan. Thuis richtten we een voormalig slaapkamertje in als werkkamer en ineens ook brachten we (het was immers mooi weer) veel tijd door in het relatief veilige ‘buiten.’ Kortom: corona openbaarde zich aanvankelijk vooral nog in lange wandelingen en waardevolle gesprekken met mensen die je normaalgesproken hooguit vriendelijk begroette. Aan die nog niet eens zo beroerde blijf-thuis-tijden denk ik terug op deze dag die maar geen dag wil worden. Toch ga ik niet sombermansen, want één ding weet ik zeker: dat zonnetje komt heus wel weer een keer tevoorschijn. Aan het einde van mijn columnjaar wens ik u dan ook veel liefde en lentelicht toe in 2021.
Prachtig samengevat Kees. Met genoegen gelezen.