
Tot twee keer toe nam ik in het jaar 2020 een weekje vrij, maar ik ging nergens naar toe… zelfs niet naar mijn geliefde Terschelling. En dat niet eens louter vanwege corona hoor, maar vooral ook vanwege Blafmans die nu te oud is om mee te nemen, maar tevens te oud om – bij anderen – achter te laten. Mijn viervoeter zit in haar eindfase en alleen al daarom blijf ik zo dicht mogelijk bij haar en dus thuis, waar ze op haar gemak is. En dus ging die ene week (in de zomer) op aan klusjes en die andere (in december) aan eh… lanterfanten. Verder heb ik maar gewoon doorgewerkt, want de routine vasthouden leek me simpelweg de beste manier om deze blijf-thuis-tijden een beetje ordentelijk door te komen. Da’s tot dusver aardig gelukt, maar nu voel ik toch écht eh… knaldrang.
Eerlijk gezegd kende ik dat woord tot voor kort helemaal niet, maar sinds mijn 24-jarige dochter me in december liet weten daar last van te hebben, merk ik dat ik ook ernstig aan die aandoening lijd. Letterlijk zei ze: ,,Het ging allemaal best hoor in 2020, maar nu heb ik toch écht een enorme knaldrang. Heb jij dat niet?’’ Nu heeft knaldrang voor een 24-jarige Utrechtse schone ongetwijfeld een andere betekenis dan voor een ouwe Schapekop, maar ik begreep precies wat ze bedoelde. Ik mis Terschellingse vergezichten, ik mis ‘spontane’ terrasjes, ik mis Big Rivers (gaat er een editie komen in 2021?), ik mis ‘mijn’ maandelijkse theatertalkshow Kunstmin Live, ik mis langs het lijntje staan bij mijn voetballende zoon en ik mis reizen door Engeland en Schotland. Mijn zoon, die in de zorg werkt, kreeg zojuist een vaccinatie-oproep. Hij mag al op 15 januari… ik moet wachten tot april of mei. En zelfs al zou het bijverschijnsel puntoren zijn, ik zeg… prik mij maar lek. Ik moet van mijn knaldrang af… liefst vandaag nog.