
Ik ben van na de oorlog en dat wil ik graag zo houden. Die tekst me is bijgebleven van de grote vredesdemonstratie in 1981 in Amsterdam. Ik liep daar, als jonge student en journalist-in-wording, mee en las dat zinnetje op een van de vele spandoeken die hier werden rondgedragen. Destijds vond ik het vooral een eh, lekker ‘bekkende’ spreuk… méér niet eigenlijk. Logisch ook, want ik was in 1981 simpelweg nog te jong om die woorden daadwerkelijk te kunnen doorgronden. Dat doe ik inmiddels – alweer vele jaren ouder en hopelijk ook een héél klein beetje wijzer – wél en ik ben me ook zóveel meer bewust geworden van het feit dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is dat ik inmiddels al ruim drie decennia achtereen mijn boterhammetje mag verdienen met ‘het vrije woord.’ In al die jaren heb ik kunnen zeggen en schrijven wat ik wil, zonder angstig achterom te hebben hoeven kijken. Dat recht… nee, dat privilege, hebben anderen voor mij bevochten en zij betaalden daar niet zelden de áller-hoogste prijs voor. In de oorlog, die wijlen mijn ouders en grootouders, zo bewust meemaakten kón je gewoon niet zeggen wat je dacht of werkelijk vond… in sommige gevallen zelfs niet eens tegen mensen die letterlijk nabij waren, zoals buren of collega’s. Dat vrijheid een voorrecht is heb ik meegekregen van mijn ouders en mijn leraren en zo ontkiemde in mij het zaadje dat mij deed besluiten om dit prachtvak in te gaan. U zult dus wel begrijpen dat ik op Bevrijdingsdag juist en vooral de vrijheid van meningsuiting koester. Toch maak ik me ook zorgen, want ik zie dat onze persvrijheid, mede door toedoen van populisten met scoringsdrang, de laatste tijd meer en meer en meer onder druk komt te staan. Ik ben van ná de oorlog… van de vrijheid en dus ook van de journalistieke vrijheid. Dát wil ik héél graag zo houden.