
Het kwam vast door dat mouwloze jasje met 25 zakken en die enorme camera die altijd voor zijn buik hing, waardoor Frits er uit zag als een eh… oorlogsfotograaf met een Vietnam-verleden. In mijn beginjaren bij de krant kwam ik hem zo’n beetje overal tegen waar iets aan de hand was (brandjes, ongelukken) maar ik kan me niet herinneren dat een van zijn foto’s ooit daadwerkelijk onze pagina’s gehaald heeft. Frits zat er niet mee: het was hem vooral om het avontuur te doen en, zo vermoed ik, ook om de status die hij aan zijn zelfgekozen functie ontleende. Met een politiescanner in de auto door de stad scheuren was in de loop der jaren eigenlijk zijn ‘raison d’être’ geworden. Daar heb ik bewust nooit doorheen willen prikken, simpelweg omdat hij zo vriendelijk was. Het feit dat hij het plaatjesboek van zijn leven altijd wat overdreven inkleurde, veranderde daar niks aan. Ooit draaide Frits Nederlandstalige plaatjes voor een lokale omroep en nadat hij daar, omdat hij eigenlijk nauwelijks te verstaan was, ‘uit de programmering’ werd genomen, zeulde hij nog een tijdje, liefst zo diagonaal en traag mogelijk, met zijn potsierlijke fotocamera over het veld van FC Dordrecht. Dat deed hij, zo vermoed ik, vooral vanwege dat jasje waar ‘pers’ op stond, al was er volgens mij ook in dit geval geen sprake van een krant of tijdschrift die hem daar opdracht toe gaf. Kennelijk stelde de club destijds óók nog geen vragen.
Gisteren kwam ik hem voor het eerst in jaren weer eens tegen. ,,Fotografeer je nog?’’ vroeg ik hem. ,,Nee joh, ik schilder tegenwoordig.’’ Ik zette me al schrap voor een fantasieverhaal over internationale tentoonstellingen en rijke opdrachtgevers uit Dubai of Monaco die hem voortdurend plat bellen, maar dat verhaal kwam er niet. In plaats daarvan overhandigde Frits mij een kaartje en zei: ,,Ik doe vooral kozijnen en deuren, maar hou er rekening mee dat ik tot november zit volgeboekt.’’