
Het was ontroerende logica van de atleet wiens naam ik me niet eens meer herinner. Hij had het gepresteerd om de finale te bereiken van de een of andere hardloopwedstrijd (in Tokio) en zijn blijheid en enthousiasme straalden dwars door het beeldscherm heen. ,,Geen schietgebedje gedaan voor de wedstrijd?’’ vroeg de verslaggever hem. ,,Nee’’, antwoordde hij, ,,want dan zou ik God eigenlijk vragen dat mijn concurrenten verliezen en die hebben toch óók hard getraind voor deze wedstrijd. Ik heb hem wél bedankt na afloop.’’
Zelf ben ik niet gelovig, maar tóch vond ik die denkwijze wonderschoon. Het zijn de verhalen van de sporters die mij, niet zelden, méér boeien dan sommige sportprestaties op zich. Als ik dat ‘vertaal’ naar mijn werk als journalist – ik zit inmiddels al ruim vijfendertig jaar in dit vak – is dat eigenlijk niet wezenlijk anders. Het is misschien een wat lange aanloop naar wat ik eigenlijk wil vertellen: in een rouwadvertentie las ik dat mijn voormalige buurman Willem overleden is. Hij is 88 geworden, nooit getrouwd, geen kinderen en vermoedelijk om die reden was het lijstje van nabestaanden onder zijn naam op de rouwkaart wat aan de korte kant; een zus, een neef plus echtgenote en daar weer een kind van, vermoed ik… meer niet. Toch moet het druk geweest zijn bij de uitvaartplechtigheid. Waarom? Omdat Willem een leven lang altijd voor anderen klaar stond. Hij was vrijwilliger bij De Zonnebloem, plakte blaren tijdens de Vierdaagse, ging dagelijks uit wandelen met een groepje bewoners van een verzorgingshuis, hield de kleedkamers van een voetbalclub schoon en deed boodschappen voor buurtgenoten die aan huis gekluisterd waren. Toen ik hem eens vroeg waaróm hij dat allemaal deed antwoordde hij: ,,God gaf mij meer geluk dan ik nodig had… volgens mij met als doel om het met anderen te delen.’’
En ook al ben ik niet gelovig… ik heb die wonderschone woorden van Willem altijd onthouden.