
En toen kwam Bertjan aangesloft op een deel van de Voorstraat waar wegduiken onmogelijk is. Hij had me nog niet gezien, dus ik – last van haast, tikkie chagrijnig en geen zin om zijn rituele klaagzang over alledaagse trivialiteiten aan te horen – grijp naar mijn telefoon om ‘man druk in gesprek’ te acteren. Helaas… geen telefoon want die zit thuis nog in de oplader en dus draai ik me razendsnel om en doe alsof ik aandachtig iets in een winkeletalage sta te bestuderen. Te laat… zo blijkt, want Bertjan had me al gespot. ,,Waarom sta jij in een lege etalage te staren? Je probeert me toch niet te ontlopen hè?’’ brult hij in mijn oor, terwijl hij hard op mijn schouder slaat. Ik zucht, want ik weet dat Bertjan me de komende minuten intens gaat bezig houden met gejengel over een of ander onderwerp waar ik al minstens drie columns aan gewijd heb. ,,Weet je wáár je nou eens een stukkie over moet schrijven?’’ luidt dan ook zijn onvermijdelijke vervolgzin. Die woorden heb ik thuis inmiddels in chocoladeletters aan de muur hangen, dus ik laat, voor het eerst in mijn leven, alle schroom varen en zeg. ,,Vertel het eens… wáár moet ik een stukkie over schrijven? Over Beter Voor Dordt misschien? Over de tuinmuur van het Dordrechts Museum, waar iemand straks een boot doorheen wil jassen? Of eh… wil je het hebben over de A15 die op de schop gaat. Nee, wacht even, je wil eens lekker je hart luchten over coronacijfers die maar niet willen deugen? Nee? Ruziënde tokkies in het Wantijbad dan, GenX in je soep, woningnood, kloteweer, FC Dordrecht, sneue Limburgers, halsbandparkieten? Zeg het maar. Bertjan kijkt beteuterd en zegt: ,,Ja nu ben ik ’t effe kwijt. Weet je wat? Volgens mij ben je chagrijnig, dus eh… laat maar.
Als hij wegloopt heb ik even een schuldgevoel. Nou ja, héél even maar, want eh… eerlijk duurt ’t kortst.