
‘Mijn blik en ik’, is de naam van een zaterdagse rubriek in deze krant. Ik verslind die rubriek, want ik vind de liefde die mensen soms hebben voor hun autootje herkenbaar en soms zelfs vertederend. Die liefde had ik ooit ook… namelijk voor mijn tweede autootje (de eerste was een Eend) die de állermooiste kleur had die een auto maar kan hebben, namelijk azuurblauw. Het was een, toen al tien jaar ouwe Lada… vierkant, traag, zwaar, zuiplustig en dus niet bepaald flitsend , maar destijds simpelweg de enige auto die ik me, á raison van 1200 gulden (meer had ik niet) kon veroorloven toen ik deze krant in 1991 achter me liet voor een baan in Hilversum. Mijn vader zaliger vond dat ik absoluut niet met een 2CV4 (die Eend dus) de Rijksweg op kon en dus werd, via een kennis van een kennis, die Russische roe(s)tbak geregeld, die in mijn beginjaren bij de omroep, veelvuldig beschimpt werd door collega’s. Maar het ding startte op de koudste winterdagen, de kachel deed het voortreffelijk, ik voelde me er veilig in (dik staal) en ik arriveerde altijd op tijd op mijn werk. Ook vond ik het prettig dat de auto een voorbank had in plaats van twee aparte stoelen, want dan kon ik tijdens het rijden een potje voetje vrijen met een zekere mede-passagier, die overigens nog altijd naast me in de echtelijke sponde ligt.
Toen, drie jaar later, het moment van afscheid kwam had ik het moeilijk. Dat afscheid vond plaats in de Rotterdamse haven, waar een Russische ondernemer met een schip klaar lag om ouwe Ladaatjes, vanwege de onderdelen, weer terug te brengen naar het eh… moederland. Terwijl mijn trouwe maatje met hijskraan het schip opgetakeld werd om daar (al tijdens de terugreis) gedemonteerd te worden, rekende hij keurig mijn vraagprijs af: 1200 gulden… precies wat ik er destijds voor betaald had. Mooie deal… dát wel… maar het voelde als verraad.