
Nee, ze kunnen het maar niet laten daar in Den Haag… worden er in ons Madurodam aan de Noordzee ook maar érgens een paar stoffige stembussen van zolder gehaald, dan schakelen landelijke politieke coryfeeën maar al te graag weer even ‘om’ naar die kennelijk zo prettige aanvoelende verkiezingsmodus. Ik begrijp dat overigens best, want verkiezingen herbergen nu eenmaal iets beloftevols in zich (nieuwe ronde, nieuwe kansen) en hebben daardoor iets feestelijks. Toch zie ik dat Haagse gelonk elke vier jaar weer tandenknarsend aan… ministers en Kamerleden die zomaar ineens ‘afdalen’ naar achterafzaaltjes in het achterland om zich daar eens lekker tegen alles nog wat aan gaan lopen leggen te bemoeien. Blijf lekker weg, zou ik willen zeggen; gemeenteraadsverkiezingen zijn immers ‘het feessie’ van de lokale democratie; als kiezer heeft u volgende maand namelijk de kans om de beleidsmakers uit uw eigen stad te belonen of op de vingers te tikken vanwege hun gevoerde beleid en het moet daarbij, wat mij betreft, dan ook vooral draaien om onderwerpen die direct op uw eigen stad en streek van toepassing zijn. De grote landelijke issues én de onderlinge parlementaire verhoudingen zouden daar geen al te voorname rol in moeten spelen. Kortom dat Haagse ‘gedicteer’ over wie het, na het tellen van de stemmen, allemaal wél of niet met wie mag doen (ik heb het nu, voor alle duidelijkheid, over coalitievorming) werkt louter verlammend en is in mijn ogen ongepast. En dus snap ik de reactie van lokale politici die, in weerwil van Hofstedelijke decreten, op het standpunt blijven staan dat ze, na het opmaken van de uitslag, simpelweg met iedereen het gesprek willen aangaan. Het op voorhand uitsluiten van wie dan ook druist, in hún ogen, immers in tegen het aloude credo dat de kiezer altijd gelijk heeft. Da’s natuurlijk niet écht waar (het gros van de kiezers verdiept zich nauwelijks in de programma’s) maar het is wél het enige juiste democratische uitgangspunt.