Beachy Head heet de allerhoogste klif nabij het Britse kustplaatsje Eastbourne. Je kunt er naar toe lopen, zoals ik ooit gedaan heb, genieten of griezelen van het uitzicht, je leven overdenken en vervolgens een keuze maken uit twee mogelijkheden, namelijk A. terug wandelen, een pub opzoeken, een ‘pint of lager’ bestellen en blij zijn dat de wereld zich in zoveel schoonheid openbaart, of B. de kortste weg naar beneden nemen omdat je vindt dat het leven louter lelijkheid te bieden heeft. Je mist dan weliswaar een biertje, maar verder ben je van alle problemen af. Per jaar besluiten ongeveer 20 mensen om voor optie B. te kiezen. Ik weet niet of het uit commerciële of medemenselijke overwegingen was, maar British Telecom heeft tientallen jaren geleden besloten om vlakbij deze ‘suicide cliff’ een telefooncel te plaatsen voor wanhopigen die zich graag laten overhalen om toch maar voor optie A. te kiezen.
Gistermiddag liep ik langs de Grote Kerk. Ik zag een ambulance en een politiewagen, alle deuren stonden open en ik bespeurde zorgelijke gezichten. Er zal wel iemand onwel geworden zijn, dacht ik nog en eigenlijk was ik van plan om door te lopen. Nog even bleef ik staan en kreeg te horen dat er een man van de toren gesprongen was. Belachelijk gedachten spookten door mijn hoofd, over Herman Brood (Is het Hilton eigenlijk hoger dan de Grote Kerk?), over die telefooncel op Beachy Head, over dat allerlaatste prachtige uitzicht op mijn (misschien ook wel ‘zijn’) geliefde stad en, héél gek, ik vroeg me af of er ooit eerder iemand van de toren gesprongen is. Dat moet toch haast wel in de ruim 500 jaar dat die toren er staat (de kerk zelf is ouder). Voor mij is de toren van de Grote Kerk een baken, een geruststelling, een vriend. Als ik na een lange vakantie, via de Achterhakkers met de auto de stad weer binnenkom denk ik altijd (en roep het ook hardop) ,,Gelukkig, hij staat er nog.” Van nu af aan zal dat nooit meer mijn eerste gedachte zijn. Die gaat uit naar een man die ik niet ken en ook nooit zal leren kennen.