Vorig jaar zomer ontdeed Henkjan zich op het terras wel héél demonstratief van zijn smartphone. ,,Ik heb het helemaal gehad met dat kreng,’’ riep hij op dramatische toon, toen hij zijn toestel met een fraai boogje de plomp in wierp. Na de luid klinkende plons (of vulde mijn hoofd die zelf in?) volgde een stilte die een eeuw leek te duren. Die werd onderbroken door een man aan een tafeltje verderop. ,,As ‘ie morge weer nuchter is heb tie d’r spijt van,’’ luidde diens gortdroge commentaar. Ik verzekerde hem dat mijn nu telefoonloze tafelgenoot broodjenuchter is en dat hij nooit en te nimmer spijt heeft van zijn spontane handelingen, maar daar geloofde hij geen snars van.
Ik ken Henkjan al zo’n beetje mijn halve leven lang en schrik niet meer van zijn impulsieve manier van doen. Een maand eerder nam hij, minstens zo onverwachts, ontslag op de school waar hij al minstens een half jaar werkzaam was en kort daarvoor zag ik hem nog zomaar ineens zijn fiets weggeven aan een vage kennis op straat. ,,Neem mee joh… die kleur (fel oranje) begon me toch al steeds meer te ergeren.’’
We zijn nu zo’n zes maanden verder en Henkjan beschikt alweer over de allernieuwste iPhone, werkt sinds begin november weer op zijn ‘ouwe’ school en hij arriveert zojuist bij het café waar we hadden afgesproken op een prachtige nieuwe (overigens wél weer fel oranje) e-bike. Henkjan, zo weet ik, neemt ál zijn beslissingen in, zoals de Engelsen dat noemen ‘the spur of the moment,’ en al zijn die beslissingen wel degelijk oprecht, ze hebben over het algemeen een korte houdbaarheidsduur. Misschien is dát ook wel de reden dat de vijftiger Henkjan, naar mijn weten, nog nooit een relatie had die langer dan een week, of hooguit twee duurde. ,,Maar Marleen is een blijvertje hoor,’’ verzekert hij me, terwijl hij me, op zijn nieuwe telefoon, een fotootje van zijn meest recente scharrel toont.
Terwijl Henkjan zijn wijntje en zijn pastaschotel naar mij schuift (,,Ik heb toch liever bier met een broodje hamburger’’) vrees ik alweer het ergste voor Marleen.