Zo af en toe kom ik in mijn krant een artikeltje tegen waarbij ik denk: hier ben ik het zó hartgrondig mee eens, dat ik het mezelf verwijt dat ik er nog niet eerder over geschreven heb. Misschien komt het wel omdat ik tegenwoordig nagenoeg nooit meer in de stationshal kom.
In AD De Dordtenaar van vorige week donderdag las ik een stukje over twee jonge Dordtenaren, Britte Oosterwijk (17) en Jetske van Veen (17) genaamd. De twee (beiden lid van de Dordtse Jongerenraad) vinden het maar een dooie boel in de Dordtse stationshal en opperen dat er hier best wel eens wat meer leven in de brouwerij zou mogen komen. En daarmee slaan de meiden de spijker op z’n kop. In vroeger jaren was die stationshal namelijk wel degelijk een prettige plek om te vertoeven: er zat een kapper, een boekwinkeltje, een geldwisselkantoor en een stationsrestauratie, waar ik gemiddeld zo eens per week met vrienden ging eten. Verder waren er natuurlijk veel loketten van de NS met daarachter, na verloop van tijd, voor mij bekende gezichten (mijn favoriet heette Susan). Ik heb het nu over de beginjaren tachtig, toen ik zo’n beetje dagelijks met de trein richting Tilburg reisde, alwaar zich de Academie voor de Journalistiek bevond. De stationshal van het Dordse Centraal Station overigens nog altijd een prachtgebouw, was vroeger een levendige plek en bij aankomst óók nog eens een plek waarbij je dacht: hè lekker, ik ben weer thuis… in Dordt. Tegenwoordig komt er bijna niemand meer in die hal, aangezien reizigers aan de buitenzijde van het gebouw, via die malle poortjes dus, direct de perrons op gaan. Britte en Jetske, die de bloeitijd van de stationshal zelf niet eens hebben meegemaakt, willen dat de gemeente eens serieus gaat nadenken over een leuke nieuwe invulling van die nu o zo saaie en kille hal en dat vind ik een prachtig idee. Overigens… mis de krant van morgen niet, want dan staat Jaap Bouman’s rubriek Dordt Eigenaardig geheel en al in het teken van dat ooit zo bruisende Dordtse Centraal Station.