Het einde is nu écht in zicht. Nog een paar jaar, zo vermoed ik, dan behoort het fenomeen ‘zelf vuurwerk afsteken’ in dit land toch écht voorgoed tot het verleden. Gaat daarmee een traditie naar de knoppen? Ach, we doen het eigenlijk pas zo’n beetje écht massaal sinds de jaren zeventig, dus om nu te spreken van een heuse traditie gaat wat ver. Soms wordt een gewoonte nu eenmaal ingehaald door de tijd… en trouwens, Iets doen ‘omdat we het al jaren zo doen’ is een non-argument en zegt niks over de legitimiteit van een gebruik; ik bedoel, gansknuppelen, heksen verbranden en boeven brandmerken doen we ook al een tijdje niet meer. Op een dag gaan ‘rituelen’ nu eenmaal een beetje jeuken (zie ook Zwarte Piet) en dan houden ze uiteindelijk – meestal na een generatie of zo – vanzelf wel op. Ik had trouwens nooit gedacht dat ik aan de vooravond van februari nog steeds over vuurwerk zou schrijven. Het ‘eeuwige’ gezever hierover begint meestal pas zo’n beetje in november en houdt meestal tot hooguit de tweede week van januari aan. Dat is nu anders… de discussie houdt voor het eerst aan, want het gros van de Nederlanders heeft, zo blijkt uit de feiten, de buik vol van de door vuurwerkvandalen veroorzaakte overlast en voor het eerst ook durven politici uit de, laten we zeggen meer liberale hoek, zich hierover zonder schroom (of beter gezegd, zonder de angst om aan populariteit in te boeten) over dit onderwerp uit te spreken. Kortom, de meerderheid van de Nederlanders vindt het inmiddels wel welletjes en ook in de politiek is er nu een duidelijk draagvlak voor een totaalverbod op consumentenvuurwerk.
Laat ik het zo zeggen… de kinderen van mijn kinderen zullen ongetwijfeld geen vuurwerk meer afsteken, nét zoals ze vermoedelijk nog louter elektrisch (of op waterstof) zullen autorijden en niet op gas zullen koken. Daar zitten ze niet mee hoor, want ze zijn nog niet eens geboren.
The Times, they are a changin’, zong Bob Dylan al in 1964 en da’s anno 2020 nog altijd een waarheid als een koe.