Als ik de weerberichten moet geloven – en die geloof ik meestal wel – is dit zonnige februaridagje voorlopig even de laatste. Er is storm op komst en die storm heeft nog een naam ook, namelijk Ciara. Niet dat ik daar zelf nou zo mee bezig ben, maar voor Jay die breeduit heeft plaatsgenomen op een van de Vrieseplein-bankjes, is zo’n weersomslag wél belangrijk. Hij ‘woont’ namelijk in een tentje, dat hij overdag in een rugzak met zich mee zeult en elke avond (naar eigen zeggen met één soepele handbeweging) opzet op wisselende plekken in de Merwelanden. ,,Nu zal dat ding niet zo snel wegwaaien hoor en al zéker niet als ik er zelf in lig’’, zo verzekert hij mij. ,,Dit soort tentjes gebruiken bergbeklimmers ook en die hebben wel met zwaardere weersomstandigheden te kampen.’’ Ondanks die stoere taal blijkt dat Jay zich wel degelijk zorgen maakt over de op handen zijnde storm, want na eerst twee eurootjes van me gebietst te hebben, biecht hij op dat hij in de nacht van zondag op maandag voor alle zekerheid tóch maar bij het Leger des Heils gaat slapen. ,,Dat doe ik niet graag, want ik ben liever op mezelf en ook ben ik altijd bang dat iemand m’n tentje afpakt als ik daar op zaal lig te pitten. Maar weet je wat het is? Dat tentje houdt het wel, maar als ik met stormachtig weer in de Merwelanden lig doe ik geen oog dicht omdat ik dan ga liggen piekeren over omwaaiende bomen en rondslingerende takken. Voor je het weet word je de volgende ochtend dood wakker.’’
Om die verspreking moeten we allebei lachen. Dán zegt Jay ineens: ,,Het kost vijf euro trouwens… slapen bij het Leger.’’ Ik vis er nog drie uit mijn portemonnee en zeg. ,,Ga het nou niet verzuipen, anders zit je zondag zonder slaapgeld.’’
Jay opent hij zijn rugzak, toont me een literfles wodka en een fles Fernandes, trekt een grijns die me ernstig aan de grotten van Han doet denken en zegt: ,,No spang amigo.’’
Tja… wat moet je daar nou op antwoorden?