Zonder het nou over dat ‘nieuwe normaal’ te willen hebben (want daar kan ik me écht niet op verheugen) heb ik gemerkt dat het huidige ‘corona-normaal’ tóch wel degelijk begint te wennen. Wat ik een maand of twee geleden nog als absurd zou hebben bestempeld, is routine geworden… een stapje opzij voor een tegemoetkomende voetganger op een smal trottoir, geen handjes geven, intieme straatgesprekken op anderhalve meter, twintig keer je handen wassen, plastic handschoentjes aan in de Mediamarkt, niet op een terras kunnen neerstrijken, geen dinsdagavondbioscoopje, vergaderen via ‘Zoom’, geen werkafspraken in Post, geen zalig geleuter over niks in Visser, geen gedraal in supermarkten (waar ik voorheen vaak ‘kantoor’ hield), geen interviews bij wie dan ook thuis en geen familiebezoekjes. Trouwens, onlangs wél een hilarische ‘pubquiz online’ met de hele familie op de dag dat mijn vorig jaar overleden moeder jarig zou zijn (ze zou zich een bult hebben gelachen). En o ja… méér tuinieren dan me lief is. Toen mijn vrouw en ik alweer ruim tig jaar geleden in dat huis met die lange tuin gingen wonen waarschuwde ik haar nog dat ik geen groene vingers heb en ook zeker niet van plan was om die te krijgen. Maar ach, zij houdt wél van tuinieren en ik van luieren in mijn tuin… liefst in een ligstoel met een biertje binnen handbereik. En zo kwam ik er achter dat de huidige ‘blijf-thuis-tijden’ mij zomaar ineens een nieuwe hobby hebben opgeleverd. Lach me nou niet uit, maar ik ben zomaar ineens aan het vogelspotten geslagen. Onze tuin is, misschien wel dankzij de ‘coronarust’, een ware vogel-‘hang out’ geworden en dat doet me meer dan ik ooit verwacht had. Ineens heb ik geen tijd meer voor Netflix, want ik kijk tegenwoordig ‘Vogel TV’… vanuit mijn ligstoel en ‘gewapend’ met een boekje over tuinvogels. ‘Never waste a good crisis’, zei ooit Winston Churchill, al zal hij, bij het uitspreken van die zin, nooit gedacht hebben aan een rare vogel in Dordrecht die stukkies schrijft voor de krant.