,,Zeg wat verdien jij nou eigenlijk per maand?’’ Toen Henk, een kennis uit vervlogen jaren, mij die vraag gisteren op straat zomaar plompverloren voorlegde, bespeurde ik bij mezelf enige aarzeling alvorens te antwoorden. Zou dat nou typisch Nederlands zijn… een beetje terughoudend doen over je inkomen? En zo ja, waarom praten we daar eigenlijk zo moeizaam over? Is het een vorm van schaamte over de hoogte van het bedrag of is het vooral angst dat de vraagsteller in een lachstuip schiet als jij openbaart wat je op maandbasis binnenhengelt? Hoe dan ook, in dit land vraag je, zéfs in deze coronatijden, nog makkelijker naar iemands intiemste slaapkamergeheimen. Toen ik mijn voormalige schoolgenoot vervolgens vroeg hoe het dan met hém ging antwoordde hij zonder blikken of blozen: ,,Man, als gevolg van de die coronacrisis verdien ik geen rooie rotcent meer. Ik had al een behoorlijk mager inkomen in de horeca, maar nu moest ik een uitkering aanvragen en omdat ik ook nog altijd in de schuldsanering zit leef ik momenteel van hooguit vijf tientjes per week.’’
Wat verder volgde was een goudeerlijk relaas over een pijnlijke ‘armoedeval’ als gevolg van problematische jaren, waarin belastingfraude, ontslag, een gokprobleem, een pijnlijke echtscheiding en bergen aan achterstallige alimentatie de kernwoorden vormden. ,,En je zal het misschien niet geloven, maar ik zou de tijd tóch niet willen terugdraaien, want ik ben nu gelukkiger dan ooit. Ik haal mijn eten bij de voedselbank, roken kan ik niet meer betalen dus daar ben ik mee gestopt en autorijden doe ik al helemaal niet meer. Sinds ik fiets voel ik me trouwens lichamelijk fitter dan ooit en omdat ik tóch geen geld heb, heb ik ook niks te verliezen. En jij… ben jij eigenlijk wel gelukkig? Je ziet er wat gestrest uit. Zeker nog geen onderwerp voor je dagelijkse column?’’
Ik glimlachte en zei: ,,Ja hoor… nu wel. En bedankt hè.’’
Terwijl Henk op zijn fiets stapte keek hij me grijnzend aan. ,,Graag gedaan hoor. Ik stuur wel een tikkie.’’