Ik doe nog een poging om ‘man die druk is met telefoongesprek’ te acteren, maar het is al te laat. Berend komt kordaat op me afgestapt en zijn gebruikelijke openingszin galmt al door mijn bovenkamer nog vóórdat hij hem heeft uitgesproken: ,,Weet je wáár je nou eens een stukkie over moet schrijven?’’, zegt hij, zonder eerst te groeten. Ik veins oprechte belangstelling, terwijl Ton een onsamenhangende monoloog over me laat neerdalen. Wat beklijft is ‘iets’ met de Ton Menkenhal, die kennelijk precies tien jaar geleden tegen de vlakte ging en dat we tegenwoordig niet meer zo’n hal hebben, ,,wat toch eigenlijk een schande is want vroeger was er, nee niet alleen in die ouwe schaatshal, maar óók in de Merwehal op de Staart, toch altijd wel wat te beleven, zoals carnaval, ‘Op Volle Toeren’ (,,Je weet wel, van die gozer met die snor’’), ruilbeurzen, occasionshows en noem maar op. Sinds we geen hal meer hebben is er geen reet meer aan in Dordt.’’
Zoiets dus en of ik dáár dan een stukkie over wil schrijven want, zo besluit hij zijn tirade: ,,Jij schrijft toch zo graag stukkies?’’
Ik herinner me mijn beginjaren bij de krant, waar je als jongste bediende nog wel eens werd opgezadeld met een bezoekje aan één van die hallen, waar altijd wel weer de een of andere activiteit gaande was. Het laatste evenement dat ik in de Menkenhal bezocht (ik was inmiddels columnist) betrof een erotiekbeurs en wat me daar vooral van bij staat is dat ‘ie zo erotisch was als een bingomiddag met vleesprijzen op de jaarmarkt van Noordeloos. Dat had ik, zij het in iets andere bewoordingen, ook opgetekend in mijn column en Berend, standhouder op die beurs (hij stond daar met plastic vleesvervangers, zeg maar), nam me dat destijds hoogst kwalijk.
Bij het afscheid (,,Ik móet nu vliegen’’) beloof ik hem ‘zijn’ stukkie, al vrees ik dat het toch wéér niet helemaal geworden is wat hij voor ogen had.