Dordt draait, als winkelstad, al een jaartje of twintig/dertig nou niet bepaald lekker. Om die conclusie te trekken heeft u mij niet nodig want, even los van coronaperikelen, is duidelijk zichtbaar dat vooral het middengedeelte van de Voorstraat al lange tijd ‘in zwaar weer’ verkeert. Ook het Bagijnhof, delen van de Vriesestraat en het Statenpleinen vertonen steeds meer ‘gaten’ en, ook al is de binnenstad op zich nog altijd prachtig, als winkelstad schiet Dordt inmiddels zo’n beetje op alle fronten te kort. Hoe dat komt? Tja, over die ‘mix van factoren’ schreef ik al vele columns. In vogelvlucht: we winkelen anders tegenwoordig, want het internet is immers altijd open en óók nog eens goedkoper, gemeentebesturen door de jaren heen hadden nauwelijks een visie op winkelen en ook nog eens te weinig ‘machtsmiddelen’ om leegstand (lees verkrotting) aan te pakken, vastgoedbonzen vragen té hoge huurprijzen en hebben, in onderhandelingen met huurders en beleidsmakers, een té lange adem omdat leegstand fiscaal voor hen niet onaantrekkelijk is en tot slot… de binnenstad is niet bepaald compact. Ooit gingen we hier prat op het gegeven dat de Voorstraat toch maar mooi ‘de langste winkelstraat van Nederland’ is en nu zou die lengte (1,2 kilometer) deze stad als winkelstad de das om doen. Alleen door stevig in te krimpen, zo stellen ‘deskundigen’ nu, én door de meer centraal gelegen leegstaande winkelpanden middels een soort ruilverkaveling op te vullen met winkels ‘van de uiteinden’ kan Dordt zich nog handhaven als winkelstad. Of dat gaat werken weet ik niet. Wat ik wél weet is dat de lengte van de Voorstraat in het nog niet eens zo verre verleden nooit een probleem was. Toegegeven, winkelen in Dordt is behoorlijk aanpoten geblazen, maar volgens mij zit niemand daarmee zo lang het aanbod rijk en gevarieerd is. Wat we hier nodig hebben zijn méér kleine ‘eigenwijze’ winkeliers die van de lange Voorstraat weer een ‘ervaring’ maken. Zij komen écht wel als de huren die ze moeten ophoesten wat rechtvaardiger worden.