Toen ik, nu alweer bijna elf jaar geleden, als columnist voor deze krant aan de slag ging, had ik mezelf voorgenomen om wél kritisch, maar niet louter negatief te zijn. Het gevaar om wat zuur en mopperig te worden ligt altijd op de loer, simpelweg omdat ‘het nieuws’ nu eenmaal vaker een negatieve dan een positieve lading heeft. Een docent op de journalistenschool verwoordde het ooit als volgt: ,,Als jouw bakker om de hoek morgenochtend een keertje géén brood verkoopt, misschien wel omdat hij zich verslapen heeft, dan is dát in de buurt het gesprek van de dag, terwijl het goed beschouwd eigenlijk véél groter nieuws is dat hij (of zij) het al jaren achtereen voor elkaar krijgt om dagelijks zijn schappen met vers brood te vullen. Simpel gezegd, de uitzondering ‘maakt’ vaak het nieuws en die uitzondering – de bakker heeft zich verslapen – heeft meestal een negatieve lading, want eh… geen brood.’’
Het is misschien een wat lange omhaal van woorden om in Wielwijk uit te komen, maar over die wijk schreef ik ooit een van mijn eerste columns en die ging over het feit dat er in Wielwijk, op het gebied van onder andere werkgelegenheid, opleidingsniveau, criminaliteit en gezondheid nog veel stappen te maken waren. Ik vind het dan ook mooi om te zien dat de wijk al een tijdje zo lekker ‘in de lift’ zit. Zo is de werkloosheid (ooit bijna 20 procent) hier inmiddels sterk afgenomen en is het er niet alleen veiliger maar, dankzij fraaie nieuwbouwprojecten, ook steeds mooier en groener worden. Ooit kreeg ik van een lezer op mijn donder dat ik – in een eerdere column over Wielwijk – de, in zijn ogen, ál te negatieve term achterstandswijk gebruikte. Ik antwoordde dat het mooie van een achterstand nou juist is dat je ‘m kunt inlopen. En dát is nou precies waar Wielwijk al ruim een decennium mee bezig is. De ooit achterstandswijk is nu een prachtwijk in wording. Da’s positief toch?