
Ik geef het toe… in de elf jaar dat ik u, vanaf dit plekje in de krant, dagelijks mijn geheel en al persoonlijke visie op ‘de loop der dingen’ mag voorschotelen, ging het vaker over Dordt dan over de ‘overrivierse’ gebiedsdelen. Logisch, want ik ben destijds door de Belgische uitgever van dit dagblad ingehuurd onder de noemer stadskronieker. Ik vind dat trouwens een veel mooiere titel dan columnist (het klinkt nét een tikkie poëtischer) al maakt het in de praktijk geen verschil voor wat betreft mijn taakinvulling; ik schrijf over ‘mijn’ stad en zo nu en dan, als de actualiteit daarom vraagt, ook over de regio. De afgelopen weken kwamen Papendrecht en Zwijndrecht wat vaker aan de beurt dan in de maanden hiervoor. Waarom? Tja, eigenlijk omdat de gemeentebesturen aldaar momenteel een beetje eh… ‘zwalkende’ zijn; in Zwijndrecht zwalken ze met de openbare ruimte en in Papendrecht met de centjes. Zwijndrecht wil groeien en dus moet er de komende tijd veel gebouwd worden. En dan kom je, als gemeente met expansiedrift, tot de ontdekking dat er hier en daar – héél gek – andere gebouwen in de weg staan, zoals een watertoren, een voormalig stadhuis met carillon (Heerjansdam) of een bungalowwijkje aan de rivier. In Papendrecht zitten ze, als gevolg van 15 jaar financieel wanbeleid, zomaar ineens zonder centen. Gevolg daarvan is dat zo’n beetje alles wat het leven daar nog enigszins lollig maakt nu wel érg resoluut dreigt te worden wegbezuinigd en dat pikken de inwoners niet. De bestuurders van beide gemeentes vinden het maar wát lastig… inwoners met een eigen mening die steeds maar weer om inspraak zeuren en lastige bezwaarschriftjes schrijven. Hoe dat komt? Ach… veel Zwijndrechts en Papendrechtse beleidsmakers denken nog wat ‘dorps’ maar hebben nu met stadsproblemen te kampen. Met ouderwets bestuurlijk gedram en ‘bochtjes afsnijden’ (ooit heel gewoon in beide gemeentes) kom je vandaag de dag, als gemeentebestuur, niet meer weg. Dát valt mij op… als stadskronieker.