
Ja ik weet het, deze column heeft een hoog Sesamstraatgehalte. Ik wil het vandaag namelijk met u hebben over de laatste letter van het alfabet en dat is – jawel, u raadde het al – de letter Z. U kent die letter vast wel, van eh… Zwijndrecht, van zwembad en misschien ook wel van zeveren, zemelen, zeuren en zaniken. Om die woorden kan ik écht niet heen, want toen ik, ter voorbereiding op deze column, mijn archief indook, kwam ik tot de ontdekking dat ik tien jaar geleden al mijn eerste column over zwemmen in Zwijndrecht schreef. In 2011 was namelijk al lang en breed duidelijk dat Zwijndrechtenaren en de inwoners van het daar direct aan grenzende Hendrik-Ido-Ambacht maar wát graag een potje zouden willen zwemmen in een zwembad dat wél aan de eisen van deze tijd voldoet. En omdat beide gemeenten in de geografische zin van het woord al lang en breed zijn samengesmolten in de gemeente Zwambacht, zal het de inwoners van beide gemeenten – zo merkte ik destijds op – een worst zijn op wiens grondgebied dat ding nou zou komen te staan. Je zou dus zeggen, bouw in gezamenlijkheid een modern en groot zwembad (mét binnen- en buitenbad) voor álle Zwambachters, want samen kun je iets moois neerzetten en het scheelt nog in de kosten ook. Alleen voor de lokale bestuurders (vooral die van Zwijndrecht) was nou juist de beoogde plek (dat zóu in eerste instantie Ambacht zijn) en niet de prijs van dat nieuwe zwembad het heetste hangijzer. En dus ging Ambacht na tien jaar gezever maar weer geld pompen in de sterk verouderde Louwert en bouwt Zwijndrecht een tuttig eh… compromis-binnenbadje op ‘eigen’ grond. De Zwijndrechtse wethouder Tycho Jansen oppert nu (je verzint het niet) om de duiktorens van wijlen het buitenbad te laten staan. Hij ziet er ‘iets monumentaals’ in. Dat zie ik ook… het zijn monumenten van Zwijndrechts zwalk- en zweefbeleid.