
Het is mij te makkelijk om vanaf deze plek handhavers, toezichthouders, stadswachten of hoe je ze ook noemt, af te kraken. Het feit dat ‘het systeem’ in dit land niet naar behoren functioneert mogen we natuurlijk nooit (persoonlijk) afwenden op die mensen die voor het karretje worden gespannen van een overheid die, op het gebied van openbare orde, voor een dubbeltje op de eerste rang wil zitten. Dát het systeem niet deugt gaf ik al vaker aan, maar juist deze coronatijd, waarin ‘gevoelige’ restricties dienen te worden gehandhaafd, legt dat overheids-falen nog eens extra bloot. Toen in Dordrecht (nu 33 jaar geleden) de eerste stadswachten van Nederland werden gepresenteerd, kon je al zien aankomen dat dit idee – eigenlijk een werkgelegenheidsproject voor mensen ‘met afstand tot de arbeidsmarkt’ – nooit een succes zou worden. Dit simpelweg, zo stelden de criticasters, omdat je politietaken nu eenmaal niet kunt uitbesteden aan mensen die daar, qua (opleidings)niveau, niet voor toegerust zijn. En ook al is die opleiding inmiddels behoorlijk aangescherpt, nog altijd – positieve uitzonderingen daargelaten – missen té veel toezichthouders communicatieve vaardigheden (sommigen spreken zelfs slecht Nederlands) en hebben ze moeite met het maken van onderscheid tussen ‘de letter’ en ‘de geest’ van de wet.
Afgelopen zaterdag werden oudere echtparen, die op die lange houten bank op het Statenplein (keurig op afstand van elkaar) een visje van de markt zaten te eten, door toezichthouders van hun zitplaats gejaagd met het argument dat ze ‘op een illegaal terras’ zaten. Ze werden daarbij ook nog eens met ‘je’ aangesproken en dat schoot enkele senioren in het verkeerde keelgat. Overigens stonden de toezichthouders formeel in hun recht: je mag, volgens de huidige ‘noodverordening’ wél een visje kopen op de markt, maar het opeten er van is daar nu niet toegestaan. Het is echter de toon die de muziek maakt en die bereik je door de juiste ‘snaar’ te raken. Een doorgewinterde politieagent speelt beter gitaar, zeg maar.