
Toch fijn dat we straks weer naar de kapper mogen. Nu heb ik zelf (coup ouwe hippie) niet zo’n haast, maar ik moest daar aan denken toen ik, eerder deze week, Henk tegen het lijf liep. Hij is zo’n man die qua haardracht maar geen eh… knoop kan doorhakken. Al een jaartje of tien hangt hij namelijk ‘in de twijfel’ tussen álles afscheren of met veel gehannes wat door blijven prutsen. Henk is een zogeheten ‘overkammer’ die in de misvatting leeft dat hij er met zijn ‘comb over’ (zo heet dat in kapperskringen) nog heel kek bij loopt. Een overkammer is namelijk kaal of ernstig kalend, maar heeft nog wel wat haar aan de zijkant. Die laat hij groeien om ze vervolgens overdwars over zijn hoofd te kunnen draperen, daarmee de indruk wekkend dat hij nog volop ‘in de bloei’ staat. Het resultaat is dat hij straal voor paal loopt, alleen heeft kennelijk niemand het lef om dat tegen hem te zeggen en ook ik – we zijn niet écht close – heb me er nooit tegen aan durven bemoeien. Of moet ik dat nou juist wél doen, want ik mag hem graag? Op het moment dat ik dat, half luisterend naar zijn klaagzang op de avondklok, stond te overpeinzen, loste een felle windvlaag op het Statenplein mijn probleem op. Ineens was de look-a-like van Kees Buddingh’ veranderd in de leadzanger van The Human League, met een lange sliert bami aan de zijkant van zijn kale knar. Hij geneerde zich overduidelijk en ik zag mijn kans schoon de situatie te redden door hem – zonder kwetsend te zijn – mijn eerlijke mening te geven: ‘Zou je goed staan man… álles er af.’
Gisteren zag ik Henk weer en hij zag er, met zijn stoere kale knijter, stralend uit. ‘Kapper geweest?’, grapte ik. ,,Nee joh. Tondeuse. En nog bedankt trouwens… voor je eerlijkheid.’
Ik grijnsde schaapachtig. Oudere mannen onder elkaar… zó onhandig.