
Al een jaar of twintig leef ik op hooguit een uurtje of vier, vijf slaap per nacht en ik voel me daar eigenlijk best happy bij. Nu moet ik daar eerlijkheidshalve wél bij vermelden dat ik zo nu en dan overdag even ‘een wegtrekkertje’ heb op de relaxfauteil in mijn werkkamer. Ik noem dat altijd mijn compensatiemomentje, want eh, middagdutje klinkt zo bejaard. Hoe dan ook… ik kom nooit aan acht uur slaap per etmaal. Voordeel daarvan is dat ik ’s nachts relatief veel tijd wakker doorbreng en die uurtjes beschouw ik, nu zeker met het vorderen der jaren, als ‘gewonnen’ tijd. Ik heb dus een raar ritme maar dat kan ik me, gezien mijn werk, ook permitteren. Toch was er ooit een tijd dat ik wél in een conventioneel dag- en nachtstramien leefde. Dat veranderde toen ik, eind jaren negentig, eindredacteur werd van een ochtendprogramma bij de AVRO. De eerste repetities en de zogeheten ‘doorloop’ daarvan begonnen rond de klok van zes en omdat ik Dordt ook in die jaren trouw bleef, zat ik meestal om een uurtje of vijf al in de auto naar Hilversum. Aanvankelijk was dat best even wennen, maar na enkele weken begon ik zelfs te verlangen naar dat vroege uurtje autorijden, vér voor de gebruikelijke ochtendfiles uit. Bijkomend voordeel was dat de terugrit (om een uurtje of twee ’s middags) meestal ook filevrij was. Na die tijd bij de AVRO is het nooit meer helemaal goed gekomen met mijn waak- en slaapritme en ook al vond ik dat aanvankelijk nog lastig, inmiddels ben ik daar ‘mee’ en ‘naar’ gaan leven. Het zou dus zomaar kunnen dat u dit stukje leest terwijl ik nét in slaap gevallen ben. Dat overkomt me steeds vaker de laatste tijd, want door al die coronarestricties is het ’s ochtends ongekend stil in de binnenstad en dus ook in mijn slaapkamer. Een hele goedemorgen dus vanuit eh… dromenland.