
Een jaar of acht geleden zag ik op televisie een voetbalwedstrijd tussen Inter en Bologna in het Milanese Giuseppe Meazza-stadion. Beide elftallen droegen een shirt waarop een foto pronkte van een knappe man met pikzwart haar. Die man heette Arpad Weisz, van wie ik – dankzij onderzoek van oud DFC-voorzitter Arie Heijstek – wist dat hij zijn laatste jaren doorbracht in Dordrecht. De in Hongarije geboren, joodse voetbaltrainer Weisz, die zowel Inter als Bologna in de jaren dertig de landstitel bezorgde, was hier in 1939 terecht gekomen omdat hij in Italië, als gevolg van Mussolini’s rassenwetten, niet meer mocht werken. In Dordt kon Weisz aan de slag bij het destijds in degradatienood verkerende DFC. Hier maakte hij zijn reputatie waar door de club te behouden voor de eerste klasse. Helaas heeft hij niet lang van zijn Dordtse succes mogen genieten, want korte tijd later werd Nederland door de Duitsers bezet en kreeg de succestrainer ook hier een ‘Berufsverbot’ opgelegd. Op 1 augustus 1942 werd Weisz, samen met zijn echtgenote Ilona, zoon Robert (12) en dochter Klara (7) weggevoerd naar Auswitsch, alwaar hij anderhalf jaar later op 47-jarige leeftijd stierf hij aan de gevolgen van TBC en uitputting. Hij moet toen al geweten hebben dat zijn vrouw en kinderen in datzelfde kamp al bij aankomst vergast waren.
In 2015 werd in de DFC-kantine een plaquette opgehangen als eerbetoon aan Arpad, maar het huidige bestuur van de voetbalclub heeft die daar nu om onduidelijke redenen verwijderd en in de bestuurskamer opgehangen. Dat deed Arie Heijstek terecht besluiten de plaquette dan maar weer mee naar huis te nemen. Gezocht dus: een nieuwe, voor iedereen zichtbare plek voor deze herinneringsplaat. Mijn voorstel: waarom niet aan de buitenmuur van het voormalig woonhuis van deze legendarische voetbaltrainer op het Betlehemplein? Daar liggen, in het trottoir ook al vier zogeheten Stolpersteine ter nagedachtenis aan de familie. De Dordtse ’legende’ Arpad Weisz verdient gewoon een ‘monumentje.’.