
In het kader van 75 jaar AD en De Dordtenaar wil ik u vandaag het verhaal van de pieper niet onthouden. Ja lieve kinderen (opa vertelt)… er wás ooit een tijd, ja óók op de redactie, dat we met z’n allen nog niet over mobiele telefoontjes beschikten. Tuurlijk… we hadden wel eens van mobiele telefoons gehoord en zelf had ik die dingen (toen nog met het formaat van een pak cornflakes) beginjaren tachtig als eens bij Chriet Titulaer op televisie gezien en zelfs in het echt… namelijk in Londen, waar je medio jaren tachtig wel eens een potsierlijke yup, meestal werkzaam op de beurs of bij een bank, opzichtig met zo’n ding op straat kon zien paraderen. Op de redactie van De Dordtenaar, moesten we ons voorlopig nog even behelpen met een pieper, ofwel een klein zwart kastje dat heel hard ‘piep piep piep’ riep als er ‘iets’ aan de hand was en waarop een nummer verscheen dat stante pede gebeld moest worden: dat was het nummer van de plaatselijke politievoorlichter van dienst die dan vertelde dat er ergens zojuist een moord was gepleegd, een ongeluk was gebeurd of een heftige brand was uitgebroken. En dan moest je dus – ja, soms ook als je nét in de echtelijke of buitenechtelijke sponde lag – als de wiedeweerga naar ‘de plek des onheils’ om je verhaal op te tekenen. Alle redacteuren werden bij toerbeurt met dat ding opgezadeld en toen mij die eer voor het eerst te beurt viel, liet mijn toenmalige redactiechef mij dat weten door me, tijdens de maandagochtendvergadering, een projectiel toe te werpen. Ik kon dat ding maar nét vangen en keek de man wat verbouwereerd aan toen ik constateerde dat het een aardappel was. ‘Thies, jij hebt deze week pieperdienst’, brulde hij. Ik heb in die eerste pieperweek van mijn leven slecht geslapen… bang om, als beginnend verslaggever, de scoop van de eeuw mis te lopen.