
Bezuinigen. Mooi woord eigenlijk… typisch Hollands ook, volgens mij. Zelf ben ik opgegroeid met kabinetten (de Lubbers-jaren staan me nog goed bij) die de hand stevig op de knip hielden en toen het Nederland, begin deze eeuw, economisch wat meer voor de wind ging hadden we altijd nog schatbewaarder Gerrit Zalm die er voortdurend op hamerde wat centjes ‘achter de hand’ te houden om in moeilijke tijden (‘Die gaan altijd wel weer een keer komen’) het hoofd boven water te kunnen houden. En zo kom ik – je dwaalt wat af als columnist – zomaar ineens uit in Papendrecht. Daar staan ze voor een enorme opgave, namelijk een bezuinigingsoperatie van circa acht miljoen, waarvan een kwart eigenlijk gisteren al weggewerkt had moeten zijn. Maar ja… hoe pak je zoiets nou aan? Zelfs met flinke kortingen op het bibliotheek-budget en het niet of nauwelijks meer verstrekken van subsidies aan de ijsbaan, de beeldenroute, de lokale omroep en voorzieningen voor jongeren bén je er bij lange na nog niet.
Hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen? Tja, daarvoor moeten we een jaartje of tien terug in de tijd: Papendrecht had zojuist een deal gesloten met Fokker en die had alles te maken met de Joint Strikefighter, u weet wel, dat gevechtsvliegtuig (inmiddels F 35 geheten) waar een beetje Rus spontaan de broekhoest van krijgt. Die deal betrof het volgende: mocht die JSF er daadwerkelijk komen dan gaat Fokker (destijds noodlijdend) daar ongetwijfeld onderdelen van fabriceren en da’s goed voor Fokker én uiteindelijk dus ook voor Papendrecht. De gemeente kocht een leuk stukkie grond voor de vliegtuigonderdelenbouwer en zette daar vervolgens een geinig hoofdkantoor neer. Fokker zou dat dan allemaal voor een leuk prijsje gaan huren en Pape City zou hélemaal binnen lopen. Het liep anders: door die Fokkerdeal, eigenlijk gewoon een ordinair pokerspel met gemeenschapsgeld, moet Papendrecht nu héél hard gaan bezuinigen… harder nog dan een F35 kan vliegen, zeg maar.