
Nu was ik vorige nog behoorlijk positief over de woontorens die, over enkele jaren, langs de Spuiboulevard komen te staan, maar tóch zit me iets dwars. Die gebouwen worden namelijk een metertje of twee á drie lager dan oorspronkelijk de bedoeling was en daar hou ik tóch een beetje een onbevredigd gevoel aan over. Waarom? Omdat ik dus wéét dat het allemaal hoger en dus ook ‘spannender’ gekund had. Het is het gevolg van dat eeuwige ‘gepolder’ dat zo kenmerkend is voor deze stad. Er wordt hier, als het om bouwplannen gaat, nou nooit eens een keer ongegeneerd lef getoond. Neem nou die woontoren op het Statenplein. De mensen die daar wonen zullen het er ongetwijfeld prima naar hun zin hebben, maar laten we eerlijk zijn… aan de buitenkant is die toren nou niet bepaald een traktatie voor het netvlies. Dat komt omdat dit gebouw eigenlijk niets méér is dan het resultaat van een alreeds beproefde ‘blauwdruk’ van een architect die overal zo’n beetje hetzelfde kunstje doet. Je komt vergelijkbare bouwwerken tegen in meerdere steden in Nederland en België, dus er is hier destijds weer eens lafjes gekozen voor een eh… reeds beproefd concept. Dát begrijp ik nog wel, maar de charme van dit ontwerp wás nou juist dat dit gebouw oorspronkelijk minstens tien meter hoger had moeten zijn en dát stoort me dan, omdat ik dus weet dat we met een slap compromis zijn opgezadeld.
Kijk ik naar Stadswerven, dan kom ik tot precies dezelfde conclusie: reuze charmant allemaal, maar het hád zoveel inventiever en creatiever gekund. Ik kan me de oorspronkelijke – écht spannende – plannen nog goed heugen (met in hoogte verstelbare woningen ‘op’ het water, met eethuisjes en galeries) en nu is het uiteindelijk tóch een wat tuttig geheel geworden.
Ach… val me er maar niet op aan; mijn gebrek is nu eenmaal dat ik een Schapekop met Rotterdamse roots ben.