
Deze column (mijn laatste voor de vakantie trouwens) is geschreven in een gekkenhuis… daar woon ik namelijk sinds afgelopen maandag. Nee, ik ben niet afgevoerd in een dwangbuis, maar eh, dat gekkenhuis is gewoon mijn eigen huis, want we hebben momenteel schilders over de vloer. Leuke mensen trouwens… ze komen uit Bergen op Zoom en ze doen bij ons de buitenboel. Kortom… steigertje in de tóch al wat smalle straat en veel lawaai van schuurmachines. Ze hebben ook nog eens een radiootje bij zich en soms zingen ze uit volle borst mee met Robbie Williams of Frans Duits. En daar mag ik, tijdens het schrijven, volop van meegenieten, want alle ramen en deuren staan de godganse dag open en er is zelfs een volledig kantelraam verwijderd vanwege opkomende houtrot. Dat ding wordt komende week, ergens in een Brabantse werkplaats, met chirurgische precisie behandeld omdat een deel van die houtrot – zo is mij althans verteld en mij kun je alles wijsmaken – naar binnen is geslagen. En in die totale chaos (het verwijderde raam is namelijk dat ding in mijn werkkamer) zit ik dus dit stukkie te tikken. En nee, ik erger me niet hoor… het is reuze gezellig met al die Brabantse kwasten over de vloer en omdat nu alles open staat hoor ik de geluiden van de straat al dagen achtereen nadrukkelijker dan ooit. Het zijn, even los van langsrazende scootertjes, over het algemeen, gezellige geluiden: uitgelaten schoolklasjes (ze mogen weer) die met nieuwsgierige blik langs lopen van of naar de gymzaal aan de Kolfstraat, de plaatselijke pleinjunk die het allemaal reuze interessant vindt (‘Hé buurman, waarom doe je niet een keer knalroze… da’s geinig toch?’), gefluit vanaf de steiger naar jonge dames (jawel, het bestaat nog) en een betweterige buurtbewoner die me nu al drie keer vertelde dat hij kunststofkozijnen heeft. ,,Tis effe een investering maar dan héppie ook wat.’’
Ik krijg er een kunstkop van. Tijd voor Terschelling.