
,,Kent u Jezus?’’ vraagt de vrolijke evangelist me op de Sarisgang, terwijl hij me een foldertje toesteekt. Ik wil doorlopen, maar de man blijft me dérmate hoopvol aankijken dat ik wel antwoord móet geven. Maar wat kun je op zó’n vraag- sorry voor de woordspeling – nou in hemelsnaam voor antwoord geven? Ik bedoel… ik kan natuurlijk gewoon ja zeggen om er vanaf te zijn, alleen kwam ik met dát antwoord, vorige week op de Statenplaats, niet weg. ,,Dat zégt u nu wel, maar kent u hem ook écht?’’
Ik overweeg nog even een slimme jij-bak om een discussie te vermijden, maar ál te lang nadenken blijkt geen optie, want de bebaarde man, hoe vriendelijk ook, slaat genadeloos toe in de nu ontstane geluidsleemte. ,,Ik hoor het al… of beter gezegd, ik hoor helemaal niks en dat zegt wat mij betreft al genoeg. Het is tijd dat u Jezus in uw leven toelaat, want anders zal het straks voor u, na dit aardse bestaan tot in de eeuwigheid stil blijven.’’
Dat vind ik wat lang, dus ik besluit door te lopen, maar even verderop word ik wederom staande gehouden; dit keer door een aantrekkelijke Animal Rights-colporteuze. ,,Dag meneer… u lijkt me nou écht iemand die de wereld graag wat mooier maakt’’, zegt op verleidelijke toon. Nog voordat ik ‘I bet you say that to all the boys’ kan zeggen, heeft ze, nét als die evangelist van zojuist, haar vervolgvraag al afgevuurd. ,,Weet u hóe de wereld mooier kan maken?’’ lachte ze me toe. Ik antwoord: ,,Nou, volgens die vent daar verderop is dat met hulp van Jezus. Kent u die trouwens?’’
Ze kijkt ineens verbaasd en ik zie haar denken: die gast is vast niet helemaal goed. Dan verlegt ze, zonder nog afscheid te nemen, alweer haar aandacht naar de volgende potentiële klant. Ik zit er niet mee. Gered… door Jezus, denk ik nog, terwijl ik de supermarkt binnen stap.
Een grinnik waard, Kees.