
Een stad is nooit af. Gelukkig maar, voeg ik hier als dagelijkse ‘kronieker’ van dit dagblad, maar al te graag aan toe, want als dat wél zo zou zijn zat ik vandaag nog zonder werk. Los daarvan is het natuurlijk gewoon een feit dat een stad nooit af is en ook nooit af zal zijn; ik bedoel, ik heb nog nooit ergens een bordje zien staan met de tekst: ‘Leuke stad, helemaal klaar… niks meer aan doen.’
Een leefgemeenschap, of beter gezegd ‘levende’ gemeenschap, is nu eenmaal voortdurend in beweging; er wordt altijd wel ergens iets gesloopt, gebouwd of gerestaureerd, verkeersstromen veranderen, industrieterreinen en polders werden woonwijken, buurten ondergingen een complete ‘make over’, bijna twee handjes vol verpauperde winkels op de Voorstraat kregen weer een mooie ‘ouwe’ nieuwe pui en bedrijfsgebouwen werden (en worden) ‘omgetoverd’ tot appartementencomplex of cultuurbolwerk. Helaas moeten we momenteel met z’n allen ook tandeloos toezien hoe een monumentje (Het Teerlinkpand) langzaamaan de verdoemenis in wordt ‘verwaarloosd’ omdat een projectontwikkelaar kennelijk een geduldig potje blufpoker speelt.
En toch… als ik terugblader in elf jaar columns, in verband met mijn binnenkort te verschijnen jubileumboek ‘Tien jaar Thies,’(het had vorig jaar al moeten verschijnen, maar toen zaten we met gesloten winkels) constateer dat mijn stad wel degelijk in een positieve flow zit. Een beetje bitsig blaten hoort er bij (we zijn nu eenmaal schapekoppen) maar zeker de binnenstad is in de afgelopen decennia stukken mooier, leuker en levendiger geworden. Wie dat niet ziet moet eens wat vaker uit z’n Facebook-moppermodus komen.
Gisteren stond ik even op die nieuwe (peperdure, maar wél wonderschone) Prins Clausbrug met adembenemend zicht naar alle kanten en even dacht ik aan mijn vader en mijn schoonvader die beiden inmiddels alweer bijna 20 jaar dood zijn. Als ze naast me hadden gestaan zouden ze vast verbaasd om zich heen hebben gekeken: ‘Het is hier prachtig hoor, maar eh… waar zijn we nu eigenlijk?’