
Hè wat leuk… we zijn weer gestegen. Naar plek 7 om precies te zijn. Toen ik – ja, kinders, da’s alweer héél lang geleden – een van mijn eerste columns voor deze krant schreef bungelden we nog ergens onderaan (plek 30) op de zogeheten woonaantrekkelijkheidsindex, ook wel de Atlas voor gemeenten genoemd. Ter samenstelling van die lijst, eigenlijk een soort gemeentelijke hitparade dus, worden jaarlijks de 50 grootste gemeenten van Nederland op meer dan 40 punten met elkaar vergeleken. Het gaat dan om zaken als stadsaanzicht, natuur, bereikbaarheid, veiligheid, cultureel en culinair aanbod en, ook niet onbelangrijk, de waarde van onze huizen. En wat blijkt? We doen het verdraaid goed, beter zelfs dan – ik noem maar een paar arremoeiige gehuchten – Maastricht, Leeuwarden, Breda en Rotjeknor. Reden tot juichen? Tuurlijk wel, alleen wél een beetje ingehouden graag. Ik bedoel… we mogen het hier op veel vlakken dan kennelijk prima doen, maar als we kijken naar ‘welvaart in de breedte’ dan is er minder reden tot feest. Samengevat kun je stellen dat we in een prachtige en relatief veilige stad wonen met een hoop monumenten, leuke restaurantjes, prima film- en theaterfaciliteiten, een uitstekende infrastructuur en een fijne Biesbosch om de hoek. Toch is er ook een keerzijde: in Dordt heb je het voorál goed als je al aardig op weg bent in het leven, ofwel, zo rond de 35 of ouder mét huis en baan. Sta je nog aan het begin, dan heb je het hier een stuk moeilijker, want ook in Dordt zijn de huizenprijzen (ten opzichte van veel andere Randstadgemeentes) al lang niet meer relatief laag, is het opleidingsniveau nog altijd matig en liggen de banen niet voor het opscheppen. Ben je ‘arrivé’ dan zit je goed in Dordt… voor jongeren is en blijft het hier verdomd moeilijk om je leven op de rails te krijgen. Niks mis met even juichen hoor, maar er kán… nee, er móet hier nog veel winst geboekt worden.