
Jagers hebben in onze provincie een stevige lobby om hun liefhebberijtje – want iets anders is het niet – te kunnen blijven waarborgen. Niet voor niets kenschetste ik die véél te dikke vinger in de pap, in eerdere columns over de jacht op vossen, ganzen en reeën in onze ‘achtertuin’ de Biesbosch, als een ordinaire hobbylobby. Bij mij rijst inmiddels het vermoeden dat de ambtenaren die in deze provincie al dan niet groen licht moeten verstrekken aangaande dit soort ‘knalfuifjes’ zich al sinds jaar en dag door zelfbenoemde ‘faunabeheerders’ (want zo plegen jagers zich maar al te graag te bestempelen) stevig in de luren laten leggen. Niet zelden worden vergunningen verleend die, zo blijkt na enig serieus onderzoek, gestoeld zijn op onjuiste veronderstellingen, zoals nu bijvoorbeeld waar het gaat om het nachtelijk jagen op vossen. Dat zou weidevogels beschermen maar, zo constateerde de Raad van State onlangs, dat is helemaal niet aangetoond.
Het is maar goed dat we in dit land over dierenbelangenorganisaties beschikken die dergelijke aanvragen scherp ‘op de korrel’ houden om ze, waar nodig, te laten toetsen op realiteitszin. Want wat blijkt? Jachtvergunningen werden en worden nog wel eens toegekend op grond van subjectieve argumenten. Als ik even terugblader in de archieven van deze krant kom ik tot de ontdekking dat provincieambtenaren en bestuurders, in hun besluitvorming over het verstrekken van jachtvergunningen, zowel in het verre als naaste verleden, té vaak de automatische piloot hanteerden. Daaruit zóu je de volgende conclusie kunnen trekken: óf – zoals ik al aangaf – ontberen deze ‘verstrekkers’ kennis van zaken en laten ze zich door die ijzersterke hobbylobby té makkelijk inpakken, óf er worden té vaak vergunningen afgegeven op basis van inmiddels achterhaalde ideeën over faunabeheer. Er is trouwens nog een derde ‘of’… iets met een door de jaren heen gegroeide ‘ons-kent-ons-sfeer’ in jagersland. Laat ik daar, zonder hard bewijs, verder maar niet al te veel over uitweiden.