
Hooguit zestig zijn ze, maar al minstens honderd jaar getrouwd, zo schat ik in, terwijl ik het echtpaar vanaf mijn terrastafel aan het Drierivierenpunt gade sla. Hij stond er al even en heeft zijn Gazelle inmiddels tegen een lantaarnpaal geparkeerd. Zij komt enkele minuten later zuchtend en steunend aangefietst. ,,Waarom reed je nou ineens zo hard Jan… je weet toch dat ik dat niet kan bijhouden?’’ Terwijl zij de beide fietsen zorgvuldig met een kettingslot aan elkaar én aan de paal bindt, neemt hij al mopperend plaats op een, aan het terras grenzend bankje aan het water. Minuten later pas komt ze naast hem zitten. ,,Alles gaat altijd zo traag bij jou,’’ zegt hij nét hard genoeg om ons terrasgangers tot deelgenoot te maken van zijn, door haar veroorzaakte permanente staat van ergernis. Eerder die middag trof ik het echtpaar in de kleine supermarkt op de Grote Markt en ook dáár al zat hij in de moppermodus met als doelwit zijn inderdaad niet al te vlotte eega. Ze was, naar zijn smaak, te aarzelend met boodschappen doen (,,Je kunt toch wel even snel twee flesjes jus d’orange en een zakkie eierkoeken pakken?’’) en vervolgens óók nog eens te langzaam met afrekenen. Ik sta, zonder last van haast overigens, achter de echtelieden in een korte rij en, terwijl zij in een diepe handtas driftig naar haar portemonnee zoekt, heeft hij me ongevraagd tot uitlaatklep van zijn ongenoegen gebombardeerd. ,,Sorry hoor, maar alles gaat altijd zo traag bij haar. Let maar op, als ze haar portemonnee straks eenmaal naar boven getakeld heeft moet ze dáárin weer op speurtocht naar haar pasje.’’ En dan tegen haar: ,,Schiet nou eens een beetje op Suus… die man staat te wachten.’’
Ik voel me ineens medeplichtig en lach de vrouw verontschuldigend toe. Tot mijn verbazing lacht ze terug en zegt: ,,Let maar niet op hem hoor, dat doe ik al jaren niet meer.’’
Hardop zitten lachen om deze, Kees.