
Ik ben over het algemeen geen bozig mens hoor, maar ik heb wel eens van die momenten dat ik denk: hé wat hoor ik nou knarsen? Wacht even… zijn dat niet m’n eigen tanden? Het kwam door Eef, die ik meestal listig weet te vermijden als ik hem in de verte waarneem. Dit keer ben ik nét te laat. Ik acteer nog even ‘man die belangstellend in winkeletalage kijkt’, maar daar trapt Eef niet in. ,,Wat is er nou in hemelsnaam zo interessant aan de Wibra?’’, brult hij in mijn oor, terwijl hij me amicaal op een schouder slaat. Ik zwijg en leg me neer bij minstens tien minuten oervervelend oponthoud. Ik bedoel… een oppervlakkig ouwehoerpraatje over Feyenoord, het weer, het nut van Johan Derksen in het algemeen of desnoods het Songfestival is wat mij betreft altijd prima hoor, maar Eef begint altijd meteen over de grote dingen des levens te delibereren en daar heb ik toch écht een terrastafeltje en een straffe borrel bij nodig. Eef staat weer eens op standje interessant en steekt van wal over het zo onzekere machtsvacuüm in een eventueel post-Poetin-tijdperk, over de gevaren van een afnemende biodiversiteit op onze aardkloot en over de kans dat we, als gevolg van Zwitserse deeltjesversnellers in een zelfveroorzaakt zwart gat terecht komen. Dáár moet mijn krant nou eens wat meer aandacht aan besteden. Ernstig verlangend naar een wortelkanaalbehandeling veins ik oprechte belangstelling in het volste besef dat het tóch geen bal uitmaakt hoe ik kijk en wat ik terugzeg, aangezien Eef ’s boordradio louter op zenden staat. Dán gaat mijn telefoon. Een vriendelijke jonge dame biedt mij een voordelig abonnement op een tijdschrift naar keuze aan. Ik zeg: sorry Eef, maar eh… dit is echt héél belangrijk. Hij druipt af en ik loop opgelucht de andere kant op.
En nu ben ik dus geabonneerd op de Donald Duck. Maar ach, dat was ik stiekem tóch al van plan.